We houden bij het beleggen rekening met mens en milieu

PMA heeft momenteel circa 3,5 miljard euro belegd 

Waarom beleggen we?

Zou PMA alleen maar sparen, dan zou er onvoldoende geld zijn om de pensioenen nu en in de toekomst te betalen. Het beleggen gebeurt met de grootst mogelijke zorgvuldigheid. We laten het geld beleggen door gespecialiseerde vermogensbeheerders. Die vermogensbeheerders worden aangestuurd door één externe partij die we de fiduciair manager noemen. Bij ons is dat Achmea Investment Management. Het bestuur zet de kaders uit waarbinnen Achmea Investment Management en de vermogensbeheerders opereren.

Maatschappelijk verantwoord beleggen

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat veel mensen met een pensioen bij PMA het belangrijk vinden dat PMA bij het beleggen rekening houdt met mens en milieu. Ook het bestuur vindt dat belangrijk. Maatschappelijk verantwoord beleggen hoeft niet ten koste te gaan van het rendement, integendeel. Duurzaam beleggen en rendement gaan hand in hand.

PMA let op veel verschillende factoren. De volgende thema’s krijgen extra aandacht:
• Klimaatverandering / vermindering CO2-uitstoot
• Gezondheid / toegang tot goede en betaalbare medicijnen
• Verminderen gebruik eenmalige plastic. PMA ondertekende daartoe The Plastic Pollution Treaty

Ons beleid

PMA streeft naar een goed én verantwoord rendement

We hebben ons beleid op verschillende manieren vastgelegd:

Onze thema's

PMA let op veel verschillende factoren. De volgende thema’s krijgen extra aandacht:

Risicobeheersing

Een van de sleuteltermen in het beleggingsbeleid is risicobeheersing. PMA verdeelt het vermogen over verschillende beleggingscategorieën, en binnen die categorieën ook weer over een groot aantal beleggingen (bijvoorbeeld in verschillende landen en verschillende sectoren). Doel is door spreiding het risico te beperken en toch een goed rendement te kunnen halen. 

Bij beleggingsbeslissingen houdt PMA rekening met duurzaamheidsrisico's. Daartoe passen we ESG-integratie toe. OP dit moment wordt ESG-integratie toegepast in de portefeuille bedrijfsobligaties, infrastructuur en vastgoed.

Beloningsbeleid

PMA voldoet met haar beloningsbeleid aan de normen van de Code Pensioenfondsen. PMA houdt met haar beloningsbeleid (nog) geen rekening met de integratie van duurzaamheidsrisico’s. Het beloningsbeleid van PMA draagt op dit moment dus niet bij aan ESG factoren.

We beleggen via mandaten

Een deel van de beleggingen doen we via mandaten. We geven een vermogensbeheerder dan een aantal richtlijnen mee. Binnen die richtlijnen kiest de vermogensbeheerder de beleggingen. Via zo’n mandaat kunnen we ook richtlijnen meegeven ten aanzien van duurzaamheid. De volgende beleggingen doen we via mandaten:

  • aandelen wereldwijd
  • bedrijfsobligaties Europa
  • bedrijfsobligaties VS
  • staatsobligaties
  • beursgenoteerd vastgoed (wereldwijd)

Als we rechtstreeks beleggen in bijvoorbeeld beleggingsfondsen proberen we ook zoveel mogelijk aan te sluiten bij onze richtlijnen ten aanzien van verantwoord beleggen.

We laten de beleggingen toetsen

De organisatie ISS ESG kijkt elk half jaar of onze beleggingen voldoen aan de volgende voorwaarden:  

  1. We beleggen niet in bedrijven die zijn betrokken bij de productie en handel in alle vormen van controversiële wapens en aanverwante producten.
  2. We beleggen niet in producenten van tabaksproducten en ook niet in hun leveranciers als die meer dan 50% van hun omzet uit leveringen aan tabaksproducenten halen.
  3. Verder checkt ISS ESG elk jaar of we niet beleggen in bedrijven die structureel de UN Global Compact Principes schenden.

Als ISS ESG onze beleggingen toetst, kijkt het naar de impact van het gedrag van bedrijven op mens en milieu: zijn de gevolgen ernstig? Hoeveel slachtoffers zijn er en/of hoe groot is de milieuschade? En zijn de gevolgen omkeerbaar of niet? Ook beoordeelt ISS ESG of een bedrijf zijn best doet om een probleem aan te pakken en hoe succesvol het is in zijn aanpak.
 
Als uit de check blijkt dat het nodig is, komen onze vermogensbeheerders in actie. We kunnen dan gebruik maken van ons stemrecht en/of de dialoog aangaan (zie hieronder). In het uiterste geval besluiten ze niet (meer) in een onderneming te beleggen.

We maken gebruik van ons stemrecht

Met de aankoop van aandelen worden wij mede-eigenaar van het bedrijf dat de aandelen uitgeeft. Daardoor mogen we stemmen op de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA). Elke onderneming die aandelen uitgeeft, is verplicht minimaal één keer per jaar zo’n vergadering te organiseren. In principe stemmen wij op alle AVA’s van ondernemingen waarin wij beleggen. Als we stemmen, letten we niet alleen op financiële factoren, maar ook op milieu, sociale factoren en ‘goed bestuur’.

Meer informatie over de manier waarop wij stemmen staat in het het stembeleid van Achmea Investment Management. PMA onderschrijft dit stembeleid. Via deze tool kunt u precies zien hoe we hebben gestemd.

We gaan de dialoog aan

In sommige gevallen gaan we het gesprek aan met de directie over sociaal beleid, milieu en ethisch gedrag. Dit doen we samen met andere beleggers. We hopen zo invloed uit te oefenen op het beleid, zodat het bedrijf duurzamer wordt. Als een bedrijf de uitgangspunten van het Global Compact schendt of dreigt te schenden, proberen we ervoor te zorgen dat dit stopt. Ook kunnen we de kansen en risico’s van een onderneming beter in kaart brengen. We denken daarnaast dat we door het gesprek aan te gaan een positieve bijdrage kunnen leveren aan de waarde van het aandeel op de lange termijn.

Normenkaders

PMA werkt met internationale lijsten met regels (normenkaders). We gebruiken deze lijsten om te beoordelen waar we wel en niet in kunnen beleggen. We werken met de volgende normenkaders:

PMA vraagt van de vermogensbeheerders dat ze de ‘Principles for Responsible Investing’ onderschrijven. Elk jaar kijken we of en hoe de vermogensbeheerders rekening houden met deze principes.

Duurzaamheidsrisico's

Financiële partijen nemen -voorafgaand aan het aangaan van een contract- beschrijvingen op van de wijze waarop duurzaamheidsrisico's in hun beleggingsbeslissingen worden geïntegreerd.  Leest u hier meer over de Verklaring over de toepassing van de Europese Taxonomieverordening. Daarbij wordt opgemerkt dat het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” alleen van toepassing is op de onderliggende beleggingen van het financiële product die rekening houden met de EU-criteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten. De onderliggende beleggingen van het resterende deel van dit financiële product houden geen rekening met de EU-criteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten.

De duurzaamheidsrisico's waar PMA op stuurt en welke we monitoren zijn onder te verdelen in drie soorten risico's:

  1. Ecologische, sociale en governance risico's
  2. Klimaatrisico's
  3. Controverses

In dit document leest u hoe PMA op deze duurzaamheidsrisico's stuurt en hoe we deze monitoren. 

Verslagen en rapportages Maatschappelijk Verantwoord Beleggen

Hier vindt u diverse verslagen en rapportages over de uitvoering van ons Maatschappelijk Verantwoord Beleggingsbeleid.   

Rapportages en verslagen

2024

2023

2022

2021

Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR)

Wij vinden het belangrijk om transparant te zijn over hoe duurzaamheidsfactoren en duurzaamheidsrisico's zijn meegenomen in ons beleggingsbeleid in lijn met de informatiebepalingen uit hoofde van EU Verordening 2019/2088, beter bekend als de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR).

Wat is SFDR?

De SFDR is het antwoord van de Europese Unie op het Klimaatakkoord van Parijs en de duurzaamheidsdoelen van de Verenigde Naties (Sustainable Development Goals, of SDG’s). Iedere financiële organisatie binnen de EU moet daarom openheid van zaken geven op duurzaamheidsgebied, om zo naar een groenere economie toe te groeien. Dit heeft ook gevolgen voor pensioenfondsen. Zij moeten laten zien hoe duurzaamheid wordt meegenomen in het beleggingsbeleid. Meer rapportage en transparantie dus. Dit geldt ook voor PMA.

Binnen de wetgeving bestaan 3 categorieën van beleggingen: grijs, lichtgroen en donkergroen. Hierop moet alle documentatie en rapportage worden aangepast, zodat deelnemers en de samenleving meer inzicht krijgen in de duurzaamheid van de beleggingen.

De 3 categorieën van beleggingen zijn:

  • Donkergroen; producten met duurzame doelstellingen (‘artikel 9’-producten).
  • Lichtgroen; financiële producten die milieu- of sociale kenmerken promoten (‘artikel 8’-producten).
  • Grijs; producten die duurzaamheid niet promoten (artikel 6’ of ‘overige producten’).

Waar de SFDR toeziet op informatieverstrekking over duurzaamheid, is de EU Verordening 2020/852 beter bekend als de Taxonomieverordening een meetinstrument voor duurzaam beleggen op milieugebied.

1. Samenvatting – Artikel 25 RTS

PMA belegt in één of meerdere beleggingsinstellingen die ecologische of sociale kenmerken promoten. Hiermee classificeert de Pensioenregeling van PMA als artikel 8 onder SFDR. Meer duurzaamheidsinformatie over de Pensioenregeling van PMA is te vinden per rubriek.

Geen duurzame beleggingsdoelstelling

PMA promoot ecologische en/of sociale kenmerken, maar heeft geen duurzame beleggingsdoelstelling. PMA houdt via de MVB-instrumenten (het uitsluitingsbeleid, ESG-integratie en engagement) rekening met de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren. 

Ecologische of sociale kenmerken van het financiële product

De ecologische en/of sociale kenmerken van de Pensioenregeling van PMA zijn:

  • ESG-integratie
  • Uitsluitingsbeleid

Beleggingsstrategie

PMA hanteert een beleid om te zorgen dat wordt belegd in ondernemingen die voldoen aan de praktijken van goed bestuur (‘good governance’).

Aandeel beleggingen

Minimaal 60% van de beleggingen zal behoren tot de categorie #1 In lijn met E/S-kenmerken. Maximaal 40% van de beleggingen zal in de categorie #2 Overig vallen en bestaat uit onder andere cash en geldmarktinstrumenten. De #1-beleggingen houden geen rekening met de EU-taxonomiecriteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten (Categorie #1A). Voor meer informatie over categorisering, zie de rubriek ‘Aandeel beleggingen’.

Monitoring van ecologische of sociale kenmerken

Om te bepalen of PMA voldoet aan de ecologische of sociale kenmerken, wordt per kenmerk gekeken naar een relevante duurzaamheidsindicator. Per kenmerk wordt zo gemeten of aan de gepromote ecologische of sociale kenmerken wordt voldaan. De monitoring vindt plaats over de volledige levensduur van de pensioenregeling van PMA. Voor meer informatie over de duurzaamheidsindicatoren zie de rubriek ‘Monitoring van ecologische of sociale kenmerken’.

Methodologieën

Om te meten hoe PMA de gepromote ecologische of sociale kenmerken behaalt, is per kenmerk een uitgebreide methodologie opgesteld. Voor iedere methodologie vinden vanuit gevalideerde databronnen door middel van externe raamwerken de metingen plaats. Voor meer informatie over de methodologieën: zie de rubriek ‘Methodologieën’.

Databronnen en -verwerking

PMA gebruikt externe gegevens als input voor onze duurzame beleggingsprocessen. Onze voorkeur gaat uit naar gestandaardiseerde gegevens waar mogelijk, zoals gegevens van onafhankelijke onderzoeksbureaus ISS ESG en MSCI. De gegevens van de geselecteerde externe onafhankelijke onderzoeksbureaus (dataproviders) zijn in de meeste gevallen leidend bij het toepassen van het uitsluitingsbeleid en ESG-integratie. We onderzoeken de gegevenskwaliteit van elke dataprovider tijdens de due diligence beoordelingen in het selectieproces van de dataprovider.

Methodologische en databeperkingen 

PMA kent enkele beperkingen aan de gehanteerde methodologie en gegevensverwerking:

  • Beperkingen aan de gegevens voor uitsluitingen gericht op producten (tabak, controversiële wapens)
  • Beperkingen aan de gegevens voor uitsluitingen gericht op normschendingen
  • Beperkingen aan ESG-ratings.

De methodologische en databeperkingen worden verder toegelicht in de rubriek ‘Methodologische en databeperkingen’.

Due diligence

Due diligence is er op gericht om de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren vast te stellen, te prioriteren en analyseren. Dit betreft de negatieve impact voor de samenleving en het milieu in zowel de beleggingsportefeuille als bij potentiële beleggingen. De MVB-dienstverlener doorloopt periodiek een screening van bedrijven op het schenden van de daarin genoemde internationale normen. Dit proces wordt het due diligence proces genoemd. Het due diligence proces wordt doorlopen om de belangrijkste ongunstige effecten van de beleggingen op duurzaamheidsfactoren vast te stellen en te prioriteren, met als doel ze te voorkomen en te verminderen alsmede om verantwoording af te leggen over hoe PMA omgaat met de geïdentificeerde effecten.

Engagementbeleid

Namens PMA wordt met ondernemingen die binnen de scope van het engagementbeleid vallen de dialoog gevoerd. Daarnaast maakt PMA actief gebruik van haar aandeelhoudersrechten om langetermijnwaardecreatie te bevorderen bij de ondernemingen waarin PMA namens klanten belegt (stemmen). Daarbij besteedt PMA aandacht aan de strategie, duurzaamheid en corporate governance van ondernemingen. PMA maakt onderscheid tussen twee soorten engagement: Normatieve engagement en Thematische engagement.

Aangewezen referentiebenchmark

Er is geen alomvattende referentiebenchmark op het niveau van PMA om te bepalen of deze is afgestemd op de ecologische en/of sociale kenmerken die het promoot. Hiermee is deze rubriek niet van toepassing.

2. Geen duurzame beleggingsdoelstelling – Artikel 26

PMA promoot ecologische of sociale kenmerken, maar heeft geen duurzame beleggingsdoelstelling. Daarnaast wordt er geen significante schade toegebracht aan andere milieudoelstellingen.

Aan de hand van de MVB-instrumenten uitsluiten, engagement en ESG-integratie wordt rekening gehouden met de PAI indicatoren en de internationale richtlijnen, zie onderstaande tabel:

Belangrijkste ongunstige effecten (PAI-indicatoren) Toepassing Duurzaamheidsindicator zoals gebruikt door het pensioenfonds Relevante beleggingscategorie
Blootstelling aan controversiële wapens Uitsluiten Uitsluiten van  producenten van controversiële wapens Aandelen, bedrijfsobligaties (mandaten)
Schendingen van UN Global Compact, OESO Richtlijnen voor multinationale ondernemingen en UN Guiding Principles on Business and Human Rights

Uitsluiten

Normatieve engagement

Uitsluiten van normschenders 

Normatieve engagement

Aandelen, bedrijfsobligaties (mandaten)
Landen waarin is belegd met schendingen van sociale rechten Uitsluiten Uitsluiten van landen waarin schendingen plaatsvinden op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten en corruptie Staatsobligaties, EMD

De PAI-verklaring vindt u onderaan deze pagina.

3. Ecologische of sociale kenmerken van het financiële product – Artikel 27 

PMA promoot de volgende ecologische of sociale kenmerken: 

  • ESG-integratie. Dit geeft aan hoe ondernemingen scoren op verschillende Ecologische, Sociale en Governance aspecten. Ondernemingen met slechte ESG-scores worden (waar mogelijk) uitgesloten, zodat het ESG-profiel van de beleggingsportefeuille verbeterd en er minder blootstelling is aan materiële ESG-risico’s.   
  • Uitsluitingsbeleid. De volgende investeringen zijn uitgesloten: 
Uitsluitingen landen (categorieën) Uitsluitingen ondernemingen (categorieën)*
Landen waar machthebbers op systematische wijze de fundamentele mensenrechten op grove wijze schenden (Sanctiewet 1977 biedt belangrijk handvat hiervoor) Ondernemingen die controversiële wapens produceren
Landen waar het non-proliferatieverdrag wordt geschonden (Sanctiewet 1977 biedt belangrijk handvat hiervoor) Ondernemingen die met hun gedrag structureel de normen van de VN Global Compact, OESO-richtlijnen en de VN Guiding Principles on Business and Human Rights schenden, zoals mensenrechten, arbeidsnormen, milieu- en anti-corruptie
Landen met slechte prestaties op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten en corruptie volgens de Freedom in the World index, de ITUC Global Rights index en de Corruption Perception Index Producenten van tabaksproducten
  Bedrijven in die landen waar het uitgesloten land een meerderheidsbelang heeft zoals beschreven in het MVB-beleid

* Ondernemingen die zeer slecht presteren op het gebied van goed bestuur ('good governance') worden tevens uitgesloten, als wettelijk verplicht onderdeel van de classificering als Artikel 8. 

4. Beleggingsstrategie – Artikel 28 

PMA hanteert een beleid in lijn met de SFDR-wetgeving om te zorgen dat wordt belegd in ondernemingen die voldoen aan de praktijken van goed bestuur (‘good governance’). Ondernemingen die zeer slecht presteren op het gebied van goed bestuur worden op voorhand uitgesloten. Daarbij wordt minimaal gekeken naar wettelijke vereisten op het gebied van: 

  • goede managementstructuren; 
  • betrekkingen met werknemers; 
  • beloning van het betrokken personeel; 
  • naleving van de belastingwetgeving.

Hier bovenop wordt, zowel vóór als na het aankopen van beleggingen, het MVB-beleid toegepast. Bij het bepalen of ondernemingen goed presteren op het gebied van goed bestuur, wordt gebruik gemaakt van ESG-data van derden. Mocht een onderneming waarin wordt belegd na verloop van tijd niet goed presteren, dan wordt deze onderneming alsnog uitgesloten volgens het gestandaardiseerde uitsluitingsproces.

5. Aandeel beleggingen – Artikel 29 

Minimaal 60% van de beleggingen zal behoren tot de categorie #1 In lijn met E/S-kenmerken. Maximaal 40% van de beleggingen zal in de categorie #2 Overig vallen en bestaat uit onder andere cash en geldmarktinstrumenten. 

De #1-beleggingen houden geen rekening met de EU-taxonomiecriteria voor ecologisch duurzame economische activiteiten (Categorie #1A)

PMA belegt in aandelen opkomende markten beleggingsfondsen, waarin duurzaamheidscriteria zijn opgenomen, zoals MVB-doelstellingen, uitsluitingen en ESG-integratie. We kunnen dit echter (nog) niet meetellen als E/S kenmerk, aangezien we deze (nog) niet als zodanig kunnen meten en daarover kunnen rapporteren.

6. Monitoring van ecologische of sociale kenmerken – Artikel 30 

Om te bepalen of PMA voldoet aan de ecologische of sociale kenmerken, wordt gekeken naar de volgende duurzaamheidsindicatoren: 

  • ESG-profiel. Dit geeft aan hoe ondernemingen scoren op verschillende Ecologische, Sociale en Governance aspecten. Ondernemingen met slechte ESG-scores worden (waar mogelijk) uitgesloten, zodat het ESG-profiel van de beleggingsportefeuille verbeterd en er minder blootstelling is aan materiële ESG-risico’s.   
  • Uitsluitingsbeleid. Deze indicator wordt uitgedrukt door middel van het percentage uitgesloten ondernemingen van de beleggingsportefeuille gebaseerd op het uitsluitingsbeleid van het Pensioenfonds.        

De ecologische of sociale kenmerken die door PMA worden gepromoot worden inzichtelijk gemaakt via duurzaamheidsindicatoren. Deze duurzaamheidsindicatoren worden gedurende de levensduur van de pensioenregeling van PMA gemonitord en jaarlijks gerapporteerd door de MVB-dienstverlener. Dit wordt gerapporteerd in de periodieke rapportage. Op dit rapportageproces zijn kwaliteitsstandaarden en beheersmaatregelen in de vorm van een gegevensleveringsovereenkomst met de dataproviders van toepassing, waarmee data- en plausibiliteitscontroles geborgd zijn.                                                                                                                   

7. Methodologieën – Artikel 31

De volgende methodologieën worden gebruikt om te meten hoe de door PMA gepromote ecologische of sociale kenmerken worden behaald:

Uitsluitingen

Controversiële wapens

Het onafhankelijke onderzoeksbureau ISS ESG stelt ieder halfjaar vast welke ondernemingen betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens. Daartoe bekijkt het onderzoeksbureau het gehele beleggingsuniversum. Wanneer het onderzoeksbureau betrokkenheid vaststelt, leidt dit tot uitsluiting. De criteria voor uitsluiting zijn te vinden in ons MVB-beleid op de website.

Tabaksproducenten

Betrokkenheid van individuele bedrijven wordt vastgesteld aan de hand van omzet gegenereerd uit de productie en distributie van tabaksgoederen. Deze omzetgegevens zijn afkomstig van de externe en onafhankelijke dataleverancier ISS. Een bedrijf wordt uitgesloten indien de tabaksgoederen gerelateerde omzet >50% is. Tweemaal per jaar is er een toetsing op het beleggingsuniversum op dit criterium, op basis waarvan kan worden besloten tot uitsluiting.

Normschenders

Aan de hand van ISS ESG-data bepalen het Pensioenfonds en de MVB-dienstverlener of er betrokkenheid is bij activiteiten en/of gebeurtenissen die in strijd zijn met internationale normen, zoals de UN Global Compact, OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Daartoe bekijkt het onderzoeksbureau ISS het gehele beleggingsuniversum. 

Bij een onderneming met een beoordeling ‘Rood’ door ISS ESG bepaalt de MVB-dienstverlener of deze op de uitsluitingslijst of op de watchlist wordt geplaatst:

  • Op de watchlist staan ondernemingen die in de eerste twee jaar van de rode beoordeling een commitment hebben gedaan of maatregelen hebben genomen om de schending op te lossen. De mate van herstel en verhaal en het verloop van de engagement wordt meegewogen in het oordeel. 
  • Mocht er na twee jaar geen verandering zijn in de rode beoordeling, wordt de onderneming op de uitsluitingslijst geplaatst. Wel bestaat de mogelijkheid om op basis van een kwalitatieve beoordeling, feiten en omstandigheden of discretionaire ruimte een onderneming op de watchlist te laten staan. Het Fund Management Committee van de MVB-dienstverlener beoordeelt alle cases voor het uitsluiten van ondernemingen, op basis van advies en analyse van de MVB-dienstverlener. 
  • De uitsluitingslijst bestaat uit ondernemingen die al langer dan twee jaar een rode beoordeling hebben en ondernemingen die in de eerste twee jaar van de beoordeling nog geen maatregelen hebben genomen om de schending op te lossen. 

Jaarlijks toetst de MVB-dienstverlener het beleggingsuniversum op dit criterium. 

Landenuitsluitingen

Staatsobligaties van landen worden uitgesloten van beleggingen, wanneer in deze landen structureel internationale conventies en verdragen niet nageleefd worden. Voor het landenbeleid worden onderstaande conventies en verdragen in acht genomen:

  • De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (mensenrechten).
  • Fundamentele Principes en Rechten op het Werk (arbeidsnormen)
  • Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie (anti-corruptie).

Databronnen:

De onderzoeksresultaten uit de indices van de volgende instituten zijn relevant en bruikbaar bevonden om te bepalen in welke mate de conventies en verdragen in de individuele landen nageleefd worden:

  1. Freedom House met de Freedom in the World index ten aanzien van mensenrechten.
  2. ITUC met de ITUC Global Rights index ten aanzien van arbeidsnormen.
  3. Transparency International met de Corruption Perception index ten aanzien van anti-corruptie.

Normering

Voor het landenbeleid worden minimumeisen gesteld aan de prestaties op de bovengenoemde indices. Als normering geldt:

  1. De vrijheid-rating in de Freedom in the World index dient 'Not Free’ (gemiddelde van Political Rights en Civil Liberties score ≥5,5) te zijn.
  2. De ITUC rating in de ITUC Global Rights index dient 5+ (No guarantee of rights due to the breakdown of the law) te zijn.
  3. De CPI-score in de Corruption Perception index dient <19 te zijn.

Implementatie

Indien een land op één van de drie indices niet voldoet aan de normering komt het land in aanmerking voor uitsluiting. Hiertoe bepaalt de MVB-dienstverlener jaarlijks aan het eind van het jaar de prestaties van de individuele landen op bovengenoemde indices.

Indien de prestatie van een land niet voldoet aan de normering wordt dit land toegevoegd aan of gehandhaafd op de lijst van uitgesloten landen. Posities in dit land worden binnen een redelijke termijn verkocht. Indien de prestatie van een land wel weer voldoet aan de normering wordt het land verwijderd van de lijst van uitgesloten landen. Posities in dit land mogen dan weer opgebouwd worden.

Bedrijven in die landen waar het uitgesloten land een meerderheidsbelang heeft

In aansluiting op het landenbeleid kiest de Pensioenregeling van PMA ervoor om niet te beleggen in bedrijven in die landen waar het uitgesloten land een meerderheidsbelang heeft zoals beschreven in het MVB-beleid. Aan de hand van data van MSCI ESG-data bepaalt de MVB-dienstverlener in welke bedrijven het uitgesloten land een belang heeft van 50% of meer. Deze bedrijven worden uitgesloten. Ieder halfjaar toetst de MVB-dienstverlener het beleggingsuniversum op dit criterium.

ESG-integratie

Het meenemen van ESG-informatie in het beleggingsproces wordt ook wel ESG-integratie genoemd. Het meenemen van ESG-informatie is hierin een structureel onderdeel. Hiervoor maakt de MVB-dienstverlener gebruik van MSCI ESG-data. De ESG-data heeft effect op de samenstelling van de portefeuille.

We gebruiken de volgende maatstaven van MSCI ESG data:

  • ESG-profiel (ESG-rating). Dit geeft aan hoe ondernemingen scoren op ecologische, sociale en governance criteria.  

8. Databronnen en -verwerking – Artikel 32

PMA gebruikt externe gegevens als input voor onze duurzame beleggingsprocessen. De voorkeur gaat uit naar gestandaardiseerde gegevens waar mogelijk, zoals gegevens van onafhankelijke onderzoeksbureaus ISS ESG en MSCI ESG. De MVB-dienstverlener voert voorafgaand onderzoek uit naar alle potentiële dataproviders om vast te stellen of de data (i) geschikt zijn voor het doel waarvoor de data zal worden gebruikt, (ii) overeenkomen met het beleggingsuniversum en (iii) van voldoende kwaliteit zijn. 

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gebruikte databronnen per MVB-instrument.

MVB-instrument Onderwerp Databron
Uitsluitingen* Controversiële wapens ISS ESG
  Tabaksproducenten ISS ESG
  Normschenders ISS ESG
  Landen Freedom in the World index van Freedom House, ITUC Global Rights index, Corruption Perception index van Transparency International
  Staatsbedrijven MSCI ESG
ESG-integratie ESG-rating MSCI ESG

 * Ondernemingen die zeer slecht presteren op het gebied van goed bestuur ('good governance') worden tevens uitgesloten, als wettelijk verplicht onderdeel van de classificering als Artikel 8. 

Kwaliteit en verwerking van de gegevens

De gegevens van de geselecteerde externe onafhankelijke onderzoeksbureaus (dataproviders) zijn in de meeste gevallen leidend bij het toepassen van het uitsluitingsbeleid en de ESG-integratie.

We onderzoeken de gegevenskwaliteit van elke dataprovider tijdens de due diligence beoordelingen in het selectieproces van de dataprovider. Dit omvat activiteiten zoals het beoordelen van het datamodel, statistische controles en beoordelen van de dekking van de gegevens op de benchmarks en portefeuilles. Waar relevant wordt de impact van verschillende gegevensbronnen op onze beleggingsbeslissingen ex ante getoetst. Via deze stappen streeft PMA naar een voldoende mate van vertrouwen in de gekozen gegevens en dataproviders.

Formeel gebruik van geselecteerde gegevens voor specifieke beleggingsbeslissingen wordt geaccordeerd door het Investment Committee en het Fund Management Committee van de MVB-dienstverlener en in veel gevallen tevens door de directie van de MVB-dienstverlener. Een aantal specifieke uitsluitingen wordt voorgelegd aan het Fund Management Committee van de MVB-dienstverlener om te valideren dat het juiste proces is doorlopen en het juiste besluit over de uitsluitingen is genomen.

Wij voeren doorlopend steekproefsgewijze controles van gegevens uit. Bijzondere constateringen worden besproken met de relevante dataprovider. Dit kan leiden tot ad hoc aanpassingen van externe gegevens of tot structurele aanpassingen in het gebruik van gegevens. Het overschrijven van gegevens en/of het hanteren van alternatieve gegevens wordt onderbouwd gedocumenteerd . Periodiek vindt er een uitgebreidere evaluatie plaats van de geselecteerde dataproviders en geselecteerde gegevens. Deze evaluatie kan leiden tot het beëindigen van de samenwerking met een dataprovider dan wel  tot de selectie van een andere dataprovider.

Waar mogelijk worden de gegevens geautomatiseerd in ons administratiesysteem en ingelezen via een API (een datalink tussen de dataprovider en onze systemen) en via het administratiesysteem gebruikt voor beleggingsprocessen en rapportagedoeleinden. Voor enkele beleggingsprocessen vindt toegang tot de gegevens plaats via platforms van derde partijen. De gegevens voor de uitsluitingsprocessen wordt intern verwerkt in een Access database en via automatisch gegenereerde Excel templates gedeeld met de (intern en externe) operationeel vermogensbeheerders.

De gegevensbronnen die gebruikt worden om ecologische- of sociale kenmerken te promoten zijn in de basis, met uitzondering van CO2-data, kwalitatief van aard. Beschikbare gegevensbronnen worden door de ESG-dienstverlener gecategoriseerd, geordend en gelabeld en omgezet in numeriek waardes ten behoeve van beschrijvende analyses en waardeoordelen. Daarmee is deze data in aanleg gemodelleerd. Achmea IM maakt zelf geen schattingen in de data, maar koopt data in. Als er geen data beschikbaar is, is er geen grond voor acties. 

9. Methodologische en databeperkingen – Artikel 33

Er zitten enkele beperkingen aan de gehanteerde methodologie en gegevens. De belangrijkste beperkingen laten zich omschrijven als:

  • Beperkingen aan de gegevens voor uitsluitingen gericht op producten (tabak en controversiële wapens).

Voor de uitsluitingen gericht op producten vertrouwt de MVB-dienstverlener op het externe oordeel van de geselecteerde dataprovider. De dataprovider hanteert bij het opstellen van een oordeel ten aanzien van een onderneming zowel bronnen afkomstig van de onderneming in kwestie als bronnen vanuit publiek beschikbare documenten. Deze kunnen afkomstig zijn van maatschappelijke organisaties, wetenschappelijke publicaties, brancheorganisaties, intergouvernementele organisaties, (lokale) overheden, et cetera. Op basis van de beschikbare bronnen maakt de externe dataprovider een gefundeerde inschatting of en in welke mate een onderneming betrokken is bij een product waar een uitsluitingsbeleid voor van kracht is.

  • Beperkingen aan de gegevens voor uitsluitingen gericht op normschendingen.

Voor de uitsluitingen van normschenders wordt in eerste instantie vertrouwd op het externe oordeel van de geselecteerde dataprovider. Er zijn echter geen scherp gedefinieerde criteria die vaststellen of specifiek gedrag ook werkelijk een normschending is. Dit blijft een kwalitatief waardeoordeel. Geconstateerde gedragingen die op gespannen voet staan met ons normenkader moeten goed gedocumenteerd worden en op een adequate en eenduidige wijze beoordeeld worden. Op die manier beoordeelt de MVB-dienstverlener alle schendingen op dezelfde wijze. Een casus wordt op basis van het door de externe dienstverlener samengestelde dossier besproken in het Fund Management Committee van de ESG-dienstverlener voordat er tot uitsluiting wordt overgegaan. 

  • Beperkingen aan ESG-ratings.

De belangrijkste beperking is dat ESG-ratings in aanleg subjectief zijn en deels bepaald worden door een kwalitatief waardeoordeel vanuit een dataprovider. Er zijn geen ESG-materialiteitsmatrices voorhanden waar markt breed een overeenstemming over is bereikt. Een ESG-rating is in belangrijke mate dus afhankelijk van het relatieve belang dat de dataprovider hecht aan verschillende attributen - de ene dataprovider hecht bijvoorbeeld meer belang aan broeikasgasemissies dan aan arbeidspraktijken dan een andere dataprovider - wat leidt tot subjectiviteit in de ESG-rating. Daarnaast leidt inconsistentie in de onderliggende onbewerkte gegevens vanuit de ondernemingen ertoe dat ondernemingen onderling niet op dezelfde voet vergeleken kunnen worden. Dit kan resulteren in verschillende beoordelingen voor gelijkwaardige ondernemingen in een sector.

Aanvullende tekortkomingen zijn een gebrek aan dekking van een specifieke sector of een type entiteit, met name in specifieke vastrentende waarden portefeuilles, onvoldoende gedetailleerdheid van gegevens en een gebrek aan transparantie over de methodologieën die zijn gebruikt voor specifieke elementen van de ESG-rating. Zowel in het due diligence proces voor dataproviders als in de keuze voor het wel of niet baseren van beleggingsbeslissingen op deze ESG-ratings, houdt de MVB-dienstverlener rekening met deze beperkingen.

10. Due diligence – Artikel 34

Onze beleggingen doorlopen periodiek een due diligence cyclus om de daadwerkelijke en mogelijke negatieve impact van de beleggingen op duurzaamheidsfactoren te identificeren, te voorkomen en te verminderen en om verantwoording af te leggen over hoe PMA omgaat met de geïdentificeerde risico’s. Deze due diligence is er dus op gericht om de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren te identificeren, prioriteren en analyseren. In het MVB-beleid worden de verschillende stappen van het due diligence proces nader toegelicht. Daarbij volgen het model en de terminologie van het Instrumentarium van het Convenant Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Pensioenfondsen.

11. Engagementbeleid – Artikel 35

Onze MVB-dienstverlener gaat in gesprek met ondernemingen waarin het pensioenfonds belegt (engagement). Daarnaast maakt PMA actief gebruik van haar aandeelhoudersrechten om langetermijnwaardecreatie te bevorderen bij de ondernemingen waarin het belegt (stemmen). Daarbij besteedt de MVB-dienstverlener aandacht aan de strategie, duurzaamheid en corporate governance van ondernemingen. PMA maakt onderscheid tussen twee soorten engagement:

  • Normatieve engagement en
  • Thematische engagement.

Het doel van het Normatieve engagementprogramma is structurele schendingen van internationale normen te stoppen of te voorkomen. Als een onderneming meer dan twee jaar als structurele normschender aangemerkt wordt, kan besloten worden tot uitsluiting.

Het Thematische engagementprogramma heeft als doel ondernemingen aan te sporen om hun duurzaamheidsprestaties te verbeteren. De thema’s waarop engagement plaatsvindt, zijn passend binnen de speerpunten van het pensioenfonds. In het MVB-beleid op de website staat meer informatie over het engagementbeleid. Ook vindt u daar ons stembeleid. 

12. Aangewezen referentiebenchmark – Artikel 36 

Er is geen alomvattende referentiebenchmark op het niveau van de Pensioenregeling van PMA om te bepalen of deze is afgestemd op de ecologische en/of sociale kenmerken die het promoot. Hiermee is deze rubriek niet van toepassing.

Rapporten, verslagen en verklaringen

SFDR PAI statement

1. Samenvatting SFDR statement belangrijkste ongunstige effecten

Stichting Pensioenfonds Medewerkers Apotheken (PMA) neemt de belangrijkste ongunstige effecten van zijn beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren in aanmerking. Deze verklaring is de geconsolideerde verklaring inzake de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren van PMA.

Deze verklaring inzake de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren heeft betrekking op de referentieperiode van 1 januari tot en met 31 december 2023.

PMA vindt maatschappelijk verantwoord beleggen (MVB) belangrijk. Als onderdeel van onze benadering van MVB en naast het meenemen van duurzaamheidsrisico's, streeft PMA ernaar de belangrijkste ongunstige effecten van onze beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren te beperken. Deze belangrijkste ongunstige effecten kunnen zich op verschillende gebieden voordoen, zoals met betrekking tot milieu-, sociale en werknemersaangelegenheden, mensenrechten, corruptie en omkoping.

Op de belangrijkste ongunstige effecten neemt PMA maatregelen. De belangrijkste ongunstige effecten op het gebied van milieu zijn: broeikasgasemissies (BKG- ofwel CO₂-emissies), de koolstofvoetafdruk (CO₂-voetafdruk) en broeikasgasintensiteit (CO₂-intensiteit) van ondernemingen, negatieve gevolgen voor de biodiversiteit en emissies in water. En op het gebied van sociale- en werknemersaangelegenheden zijn dit schendingen van de VN Global Compact, de UN Guiding Principles on Business and Human Rights of OESO-richtlijnen door ondernemingen, het ontbreken van compliance mechanismen voor die richtlijnen, niet-gecorrigeerde loonkloof tussen mannen en vrouwen, het gebrek aan genderdiversiteit in de Raad van Bestuur, mogelijke blootstelling aan controversiële wapens en het schenden van sociale rechten door landen.

De mate en de manier waarop de belangrijkste ongunstige effecten in het beleggingsproces worden meegenomen, hangt af van verschillende factoren, zoals het type fonds of strategie, de beleggingscategorie en de beschikbaarheid van voldoende betrouwbare gegevens. Waar mogelijk en haalbaar gelden, in lijn met de aard van de beleggingen, voor alle financiële producten minimumeisen. De exacte toepassing kan verschillen tussen financiële producten en zal worden gedocumenteerd in de informatieverschaffing over financiële producten in overeenstemming met de vereisten en tijdlijnen van de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR) van de Europese Unie.

2. Summary SFDR statement Principle Adverse Impacts (in engels)

PMA takes into account the principle adverse impacts of its investment decisions on sustainability factors. This statement is the consolidated statement on the principle adverse impacts on sustainability factors of PMA.

This principle adverse impact statement covers the reference period from 1 January to 31 December 2023.

PMA considers socially responsible investing (SRI) to be important. As part of our approach to SRI and in addition to including sustainability risks, we aim to limit the principle adverse impacts of our investment decisions on sustainability factors. These principle adverse impacts can arise in various areas, such as in relation to environmental, social and employee issues, human rights, corruption and bribery.

We take measures to mitigate the most important adverse impacts. The principle adverse environmental impacts are the emission of greenhouse gas (GHG or CO2 emissions), the carbon footprint (CO2 footprint) and greenhouse gas intensity (CO2 intensity) of companies, exposure of companies to fossil fuels, share of consumption and generation of non-renewable energy, negative impact on biodiversity and pollution of water. And in terms of social and labor standards, these are violations of the UN Global Compact, the UN Guiding Principles on Business and Human Rights or OECD guidelines by companies, lack of compliance mechanisms for those guidelines,  gender pay gap, the lack of gender diversity in the Board of Directors, possible exposure to controversial weapons, the violation of social rights by countries and the risk of child labor.

The extent to and manner in which the principle adverse impacts are included into the investment process depends on several factors, such as the type of fund or strategy, the asset class and the availability of reliable data. Where possible and feasible, minimum requirements apply to all financial products, in line with the characteristics of the investments. The exact application may vary between financial products and will be documented in the financial product disclosures in accordance with the requirements and timelines of the European Union's Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR).

3. Beschrijving van de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren

Hieronder vindt u een overzicht van de belangrijkste ongunstige effecten waar PMA rekening mee houdt. Hierin geeft PMA  aan welke maatregelen worden ondernomen om het ongunstige effect te beperken. Deze maatregelen bestaan uit de volgende ESG-beleidsinstrumenten: uitsluiten, ESG-integratie, normatieve en thematische engagement en stemmen. Meer informatie over deze ESG-beleidsinstrumenten en de toepassing daarvan vindt u in het PMA MVB-beleid.

Dit overzicht zal in de loop van de tijd worden uitgebreid en aangepast, in lijn met de ontwikkeling van het PMA MVB-beleid en relevante ontwikkelingen in wet- en regelgeving.

Klik hier om deze pagina met de tabellen als pdf te downloaden. 

Tabel 1: Overzicht indicatoren voor ongunstige effecten op duurzaamheid

Beschrijving van de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren

Indicatoren voor ondernemingen waarin is belegd

Indicator ongunstige effecten op duurzaamheid

Parameter

Effecten 2023

Effecten 2022

Toelichting

Genomen maatregelen en voor de volgende referentieperiode geplande maatregelen en vastgestelde streefdoelen*

KLIMAAT- EN ANDERE MILIEU-INDICATOREN

Broeikasgas-emissies

1.     BKG*-emissies

Scope 1-BKG-emissies

53.015 ton

50.232 ton 

Hoeveelheid Scope 1 broeikasgasemissies uitgedrukt in ton CO2-equivalent per jaar. Scope 1 betreft directe emissies door ondernemingen. Emissies kunnen gerapporteerd of geschat zijn. Het betreft het aandeel in scope 1 BKG-emissies van de belegging ten opzichte van de EVIC (in EUR) van de issuer. (EVIC is de ondernemingswaarde inclusief contanten).

Zie hieronder bij 'totale BKG-emissies' 

 

 

 

Scope 2-BKG-emissies

16.344 ton

11.004 ton 

Hoeveelheid Scope 2 broeikasgasemissies uitgedrukt in ton CO2-equivalent per jaar. Scope 2 betreft indirecte emissies als gevolg van de inkoop van energie door ondernemingen. Emissies kunnen gerapporteerd of geschat zijn. Het betreft het aandeel in scope 2 BKG-emissies van de belegging ten opzichte van de EVIC (in EUR) van de issuer.

Zie hieronder bij 'totale BKG-emissies' 

 

 

 

Scope 3-BKG-emissies

411.534 ton

404.647 ton 

Hoeveelheid Scope 3 broeikasgasemissies uitgedrukt in ton CO2-equivalent per jaar. Scope 3 betreft alle overige emissies in de waardeketen buiten Scope 1 en Scope 2. Emissies zijn geschatte waarden. 

Zie hieronder bij 'totale BKG-emissies' 

 

 

 

Totale BKG-emissies

480.502 ton

465.796 ton 

Totale hoeveelheid Scope 1, Scope 2 en Scope 3 broeikasgasemissies uitgedrukt in ton CO2-equivalent per jaar. Scope 1 en scope 2 emissies zijn gerapporteerde cijfers wanneer deze door de ondernemingen beschikbaar worden gesteld. Wanneer geen gerapporteerde cijfers beschikbaar zijn, worden deze cijfers geschat.Scope 3 emissies zijn geschatte data. 

Geen actieve sturing op deze specifieke PAI maar in lijn met het algemene beleid van het pensioenfonds worden de volgende maatregelen genomen:  

Normatieve engagement met mogelijke schenders op het gebied van milieu en uitsluiting van de meest vervuilende bedrijven in de fossiele industrie. Dit wordt toegepast op aandelen en bedrijfsobligaties. 

 

 

 

2.     Koolstofvoetafdruk

Koolstofvoetafdruk

367 ton/belegd vermogen in miljoen EUR

400 ton/belegd vermogen in miljoen EUR 

Totale hoeveelheid Scope 1, Scope 2 en Scope 3 broeikasgasemissies uitgedrukt in ton CO2-equivalent per jaar, gedeeld door de geaggregeerde ondernemingswaarde (Enterprise Value of EVIC), uitgedrukt in miljoen euro. Scope 1 en scope 2 emissies zijn gerapporteerde cijfers wanneer deze door ondernemingen beschikbaar worden gesteld. Wanneer geen gerapporteerde cijfers beschikbaar zijn, worden deze cijfers geschat.

Scope 3 emissies zijn geschatte data.  

Zie hierboven bij 'totale BKG-emissies' 

 

 

3.     BKG**-intensiteit ondernemingen waarin is belegd

BKG**-intensiteit ondernemingen waarin is belegd

736 ton/omzet in miljoen EUR

818 ton/omzet in miljoen EUR 

Totale hoeveelheid Scope 1, Scope 2 en Scope 3 broeikasgasemissies uitgedrukt in ton CO2-equivalent per jaar, gedeeld door de geaggregeerde omzet, uitgedrukt in miljoen euro. Scope 1 en scope 2 emissies zijn gerapporteerde cijfers wanneer deze door ondernemingen beschikbaar worden gesteld. Wanneer geen gerapporteerde cijfers beschikbaar zijn, worden deze cijfers geschat.

Scope 3 emissies zijn geschatte data.

 

Zie hierboven bij 'totale BKG-emissies' 

 

 

4.     Blootstelling aan ondernemingen actief in de sector fossiele brandstoffen

Aandeel beleggingen in ondernemingen actief in de sector fossiele brandstoffen

9%

10% 

De beoordeling wordt vastgesteld op basis van door ondernemingen gerapporteerde data. Bij enige blootstelling wordt de gehele onderneming meegewogen.

Niet van toepassing 

 

 

5.     Aandeel verbruik en opwekking niet-hernieuwbare energie

Aandeel verbruik van niet-hernieuwbare energie

en opwekking van niet-hernieuwbare energie van ondernemingen waarin is belegd, uit niet-hernieuwbare energiebronnen, ten opzichte van hernieuwbare energiebronnen, uitgedrukt als

percentage van de totale energiebronnen

71%

70% 

Gebaseerd op gerapporteerde data.

Niet van toepassing 

 

 

6.     Intensiteit energieverbruik per sector met grote klimaateffecten

Energieverbruik in GWh per miljoen EUR aan inkomsten van ondernemingen waarin is belegd, per sector met grote klimaateffecten

 

 

Gebaseerd op gerapporteerde data.

Niet van toepassing 

 

 

 

Landbouw, bosbouw en visserij 

0,6 GWh/ inkomsten per miljoen EUR

 

 

 

 

 

 

Winning van delfstoffen 

1,0 GWh/ inkomsten per miljoen EUR

1,0 GWh/ inkomsten per miljoen EUR 

 

 

 

 

 

Industrie 

0,6 GWh/ inkomsten per miljoen EUR

0,4 GWh/ inkomsten per miljoen EUR 

 

 

 

 

 

Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht 

4,7 GWh/ inkomsten per miljoen EUR

7,2 GWh/ inkomsten per miljoen EUR 

 

 

 

 

 

Distributie van water; en afvalwaterbeheer en sanering 

1,1 GWh/ inkomsten per miljoen EUR

1,0 GWh/ inkomsten per miljoen EUR 

 

 

 

 

 

Bouwnijverheid 

0,1 GWh/ inkomsten per miljoen EUR

0,1 GWh/ inkomsten per miljoen EUR 

 

 

 

 

 

Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s en motorfietsen 

0,1 GWh/ inkomsten per miljoen EUR

0,1 GWh/ inkomsten per miljoen EUR 

 

 

 

 

 

Vervoer en opslag 

1,2 GWh/ inkomsten per miljoen EUR

1,4 GWh/ inkomsten per miljoen EUR 

 

 

 

 

 

Exploitatie van en handel in onroerend goed 

0,4 GWh/ inkomsten per miljoen EUR

0,3 GWh/ inkomsten per miljoen EUR 

 

 

 

Biodiversiteit

7.     Activiteiten met negatieve gevolgen voor biodiversiteits-gevoelige gebieden

Aandeel beleggingen in ondernemingen met vestigingen/activiteiten in of bij biodiversiteitsgevoelige gebieden wanneer de

activiteiten van die ondernemingen negatieve gevolgen voor die gebieden hebben

0%

0% 

Bij enige aanwezigheid en/of activiteiten in gebieden met een kwetsbare biodiversiteit wordt de gehele onderneming meegewogen. 

 

Gebaseerd op gerapporteerde en geschatte data.

Geen actieve sturing op deze specifieke PAI, maar in lijn met het algemene beleid van het pensioenfonds wordt de volgende maatregel genomen:  

Normatieve engagement en uitsluiting: de dialoog aangegaan met ondernemingen die de UN Global Compact, OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen en UN Guiding Principles on Business and Human Rights (dreigen te) schenden. Dit wordt toegepast op aandelen en bedrijfsobligaties. 

 

Watergehalte

8.     Emissies in water

Door de ondernemingen waarin is belegd veroorzaakte emissies in water (in ton) per miljoen EUR aan beleggingen, uitgedrukt als gewogen gemiddelde

64,9 ton/belegd vermogen in miljoen EUR

0,0 ton/belegd vermogen in miljoen EUR ***

Bedrijven die het milieu ernstig schaden door grond- of watervervuiling op basis van relevante internationale richtlijnen.

 

Gebaseerd op gerapporteerde data. 

Geen actieve sturing op deze specifieke PAI maar in lijn met het algemene beleid van het pensioenfonds wordt de volgende maatregel genomen: 

Normatieve engagement en uitsluiting: met bedrijven die het milieu ernstig schaden door grond- of watervervuiling op basis van relevante internationale richtlijnen. Dit wordt toegepast op aandelen en bedrijfsobligaties. 

 

Afval

9.     Aandeel gevaarlijk afval en radioactief afval

Door de ondernemingen waarin is belegd, geproduceerd gevaarlijk afval en radioactief afval (in ton) per miljoen EUR aan beleggingen, uitgedrukt als gewogen gemiddelde

 

4,1 ton/belegd vermogen in miljoen EUR

8,3 ton/belegd vermogen in miljoen EUR 

 Gebaseerd op gerapporteerde data.

Niet van toepassing 

 

INDICATOREN VOOR SOCIALE THEMA’S EN ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN, EERBIEDIGING VAN DE MENSENRECHTEN, EN BESTRIJDING VAN CORRUPTIE EN OMKOPING

Sociale thema’s en arbeids-omstandig-heden

10.   Schendingen van de beginselen van het VN Global Compact of van de richtsnoeren voor multinationale ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)

Aandeel beleggingen in ondernemingen die betrokken zijn geweest bij schendingen van de beginselen van het VN Global Compact of van de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen

0% 

1% 

De beoordeling wordt vastgesteld op basis van geschatte data. ****

Normatieve engagement en uitsluiting: PMA gaat het gesprek aan met bedrijven die internationale normen schenden of dreigen te schenden. Bij onvoldoende resultaat van de engagement worden structurele normschenders uitgesloten. In 2023 hebben wij dit proces aangescherpt. Bij een beoordeling ‘Rood’ door ISS ESG, wordt de onderneming direct uitgesloten, tenzij er maatregelen zijn genomen door de onderneming om de schending op te heffen.
Dit past PMA toe op aandelen en bedrijfsobligaties.
 

 

11.   Ontbreken van procedures en compliance-mechanismen voor het monitoren van de naleving van de beginselen van het VN Global Compact en de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen

Aandeel beleggingen in ondernemingen zonder een beleid voor het monitoren van de naleving van de beginselen van het VN Global Compact en

de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen of zonder regelingen voor de

afhandeling van klachten waarmee schendingen van die VN-beginselen of OESO-richtsnoeren kunnen worden aangepakt

60% 

60% 

De beoordeling wordt vastgesteld op basis van door ondernemingen gerapporteerde data en geschatte data. Bij enig ontbreken van procedures wordt de gehele onderneming meegewogen.

Geen actieve sturing op deze specifieke PAI maar in lijn met het algemene beleid van het pensioenfonds wordt de volgende maatregel genomen: 

Normatief engagement: Waar relevant wordt binnen het normatieve engagement aangedrongen op herstel en verhaal procedures binnen ondernemingen. Dit past PMA toe op aandelen en bedrijfsobligaties. 

 

12.   Niet-gecorrigeerde loonkloof tussen mannen en vrouwen

Gemiddelde niet-gecorrigeerde loonkloof tussen mannen en vrouwen bij ondernemingen waarin is belegd

15% 

14% 

Procentuele verschil in beloning tussen mannen en vrouwen.

 

Gebaseerd op gerapporteerde data.

Niet van toepassing

 

 

13.   Genderdiversiteit raad van bestuur

Gemiddelde verhouding tussen aantal vrouwelijke en mannelijke leden in de raad van bestuur van ondernemingen waarin is belegd, uitgedrukt als percentage van alle leden in de raad van bestuur

31% 

34% 

 

Niet van toepassing

 

14.   Blootstelling aan controversiële wapens (antipersoneelsmijnen, clustermunitie, chemische wapens en biologische wapens)

Aandeel beleggingen in ondernemingen die zijn betrokken bij de productie of verkoop van controversiële wapens

0% 

0% 

De beoordeling wordt vastgesteld op basis van door ondernemingen gerapporteerde data. ****

 

Uitsluiten. Dit past PMA toe op aandelen en bedrijfsobligaties. 

Indicatoren voor beleggingen in overheden en supranationale instellingen

Indicator ongunstige effecten op duurzaamheid

Parameter

Effecten 2023

Effecten 2022

Toelichting

Genomen maatregelen en voor de volgende referentieperiode geplande maatregelen en vastgestelde streefdoelen*

Ecologisch

15.   BKG**-intensiteit

BKG**-intensiteit landen waarin is belegd

386 ton/BNP in miljoen EUR 

246 ton/BNP in miljoen EUR 

Hoeveelheid broeikasgasemissies van een land, uitgedrukt in ton CO2-equivalent per jaar, gedeeld door het bruto nationaal product van een land in miljoen euro. 

 

Gebaseerd op gerapporteerde data.

Geen actieve sturing op deze specifieke PAI

Sociaal

16.   Landen waarin is belegd met schendingen van sociale rechten

Aantal landen waarin is belegd met schendingen van sociale rechten (absoluut aantal en relatief aantal gedeeld door alle landen waarin is belegd), als bedoeld in internationale verdragen en overeenkomsten, beginselen van de Verenigde Naties en, in voorkomend geval, nationaal recht

0%  

0%  

Percentage van de beleggingen dat vertegenwoordigd wordt door landen die onderwerp zijn van EU-sancties als gevolg van schendingen van sociale rechten. Bij enige blootstelling wordt de gehele issuer meegewogen. 

 

Gebaseerd op geschatte data.

  

Uitsluiten. Dit past PMA toe op staatsobligaties.  

Indicatoren voor beleggingen in vastgoedactiva

Indicator ongunstige effecten op duurzaamheid

Parameter

Effecten 2023

Effecten 2022

Toelichting

Genomen maatregelen en voor de volgende referentieperiode geplande maatregelen en vastgestelde streefdoelen*

Fossiele brandstoffen

17.   Blootstelling aan fossiele brandstoffen via vastgoedactiva

Aandeel beleggingen in vastgoedactiva die een rol spelen bij het winnen, opslaan, vervoeren of produceren van fossiele brandstoffen

 

nvt 

 

Niet van toepassing 

Energie-efficiëntie

18.   Blootstelling aan energie-inefficiënte vastgoedactiva

Aandeel beleggingen in energie-inefficiënte vastgoedactiva

 

 

nvt 

 

Niet van toepassing 

Andere indicatoren voor de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren

Ongunstige effecten op duurzaamheid

Ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren (kwalitatief of kwantitatief)

Parameter

Effecten 2023

Effecten 2022

Toelichting

Genomen maatregelen en voor de volgende referentieperiode geplande maatregelen en vastgestelde streefdoelen*

Water-, afval- en materiaalemissies

19.   Blootstelling aan gebieden met grote waterstress

PAI 8 (tabel 2). Aandeel beleggingen in ondernemingen met locaties in gebieden met grote waterstress zonder een beleid voor waterbeheer

10% 

13% 

De beoordeling wordt vastgesteld op basis van door ondernemingen gerapporteerde data. Bij enige blootstelling wordt de gehele onderneming meegewogen. 

Niet van toepassing 

Mensenrechten

20.   Activiteiten en leveranciers met een significant risico op kinderarbeid

PAI 12 (tabel 3). Aandeel beleggingen in ondernemingen die blootstaan aan activiteiten en leveranciers met een significant risico op kinderarbeid, naar geografisch gebied of soort activiteit

7% 

7% 

De beoordeling wordt vastgesteld op basis van door ondernemingen gerapporteerde data. Bij enige blootstelling wordt de gehele onderneming meegewogen.

Geen actieve sturing op deze specifieke PAI maar in lijn met het algemene beleid van het pensioenfonds worden de volgende maatregelen genomen: 

Normatieve engagement en uitsluiting: bedrijven waar kinderarbeid voorkomt in eigen de bedrijfsvoering of in de keten, op basis van relevante internationale richtlijnen. Dit past PMA toe op aandelen en bedrijfsobligaties. 

 

* BKG staat voor Broeikasgassen

** Het pensioenfonds heeft voor de referentieperiode geen streefdoelen voor de PAI-indicatoren gedefinieerd. Daarnaast ontwikkelt het MVB-beleid incl. het uitsluitingsbeleid zich doorlopend. Het beleid wordt gemonitord en aangepast aan de actuele en maatschappelijke ontwikkelingen.

*** Deze indicator is in 2022 in een andere eenheid weergegeven, waardoor het cijfer voor 2022 te laag is en niet kan worden vergeleken met 2023.

**** De bron voor de indicatoren 10 en 14 is gewijzigd van ISS ESG naar MSCI (wat ook de bron is voor de overige indicatoren). Deze wijziging is doorgevoerd, omdat vanaf 2023 beschikbare holdingsinformatie van beleggingsfondsen die niet door Achmea IM worden beheerd, wordt meegenomen.

 

 

4. Beleid om de belangrijkste ongunstige effecten te identificeren, prioriteren en mitigeren

PMA past een due diligence beleid toe om de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren vast te stellen, te analyseren en te prioriteren. Het doel van dit proces is om de belangrijkste ongunstige effecten te voorkomen en te verminderen alsmede om verantwoording af te leggen over hoe PMA omgaat met de geïdentificeerde effecten. Voorafgaand aan deze due diligence screening worden er een aantal criteria toegepast op basis waarvan ondernemingen bij voorbaat uitgesloten worden, dit betreft de uitsluitingen van PMA, zoals vastgelegd is in het uitsluitingenbeleid, op onze website.

Dit beleid is goedgekeurd door het bestuur van PMA op 9 maart 2021. De uitvoering van dit beleid is door het bestuur toegewezen aan ESG-dienstverlener Achmea IM.

Om goed inzicht te krijgen of ondernemingen zich houden aan de internationale normen, zoals verwoord in het UN Global Compact, de OESO-richtlijnen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights, screent de ESG-dienstverlener elk kwartaal de beleggingen van PMA. De ESG-dienstverlener maakt hiervoor gebruik van informatie van ISS ESG (een onafhankelijke ESG-data provider). Dat betekent dat het beleggingsuniversum wordt gecheckt op ondernemingen die mensenrechten, arbeidsnormen, milieunormen en anti-corruptieregels schenden. Hierbij wordt gekeken naar impact van het gedrag van de onderneming op de samenleving en/of milieu en de ernst, schaal,  onomkeerbaarheid en waarschijnlijkheid van de schending. Bij een beoordeling ‘Rood’ door ISS ESG, wordt de onderneming direct uitgesloten, tenzij er maatregelen zijn genomen door de onderneming om de schending op te heffen.  De volgende stap is door middel van engagement de negatieve impact van bedrijven te voorkomen, mitigeren of herstelmaatregelen en/ of compensatie mogelijk te maken. Bij onvoldoende voortgang kan PMA overgaan tot uitsluiting. Meer details over de uitsluitingscriteria van PMA is te vinden op de website. De voortgang en impact van het engagementbeleid wordt halfjaarlijks gemonitord middels een MVB-rapportage en middels een publieke rapportage verantwoord aan de pensioendeelnemers en andere belanghebbenden. Met dit beleid ondervangt PMA in het beoordelingsproces eventuele foutmarges. Omdat de foutmarges niet worden doorgegeven door ISS-ESG, die verder ook geen inzicht verschaft in hoe deze marges tot stand komen, is het niet mogelijk deze verder toe te lichten. 

In de bijlage wordt nader ingegaan op de verschillende stappen van het due diligence proces. Daarbij wordt aangesloten bij EU-duurzaamheidswetgeving en het Instrumentarium van het Convenant Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Pensioenfondsen[1].

Op dit moment zijn de belangrijkste ongunstige effecten die uit deze due diligence voortkomen: BKG-intensiteit, biodiversiteit, emissies in water, schending van de UNGC en OESO-richtlijnen. Dit is gebaseerd op de internationale kaders en de thema’s van het pensioenfonds. Daarnaast speelt databeschikbaarheid een belangrijke rol in de uitvoering van het beleid. Onze ESG-dienstverlener maakt hiervoor gebruik van informatie van MSCI en ISS ESG (beiden onafhankelijke ESG-data providers) voor de liquide beleggingen. MSCI maakt waar mogelijk gebruik van gerapporteerde data door ondernemingen. Voor sommige indicatoren wordt ook gebruik gemaakt van geschatte data.

 

Voor illiquide beleggingscategorieën zoals hypotheken, direct vastgoed, private equity en infrastructuur is in de markt beperkt PAI-data beschikbaar. Het pensioenfonds spant zich in om de aanvullende data van de ongunstige effecten van de illiquide beleggingen te verkrijgen. Hiervoor heeft de ESG-dienstverlener een selectie gemaakt van voornamelijk Europese vermogensbeheerders waar actieve beleggingsposities worden opgebouwd, bij wie een uitvraag naar PAI-data is gedaan.

Voor het pensioenfonds is de uitvraag gestuurd aan: CBRE (direct vastgoed), IFM, Axium en JP Morgan AM (infrastructuur). Om de data operationeel te kunnen verwerken, zijn vermogensbeheerders gevraagd de PAI-data aan te leveren in een standaard template, het zogenaamde EET-template (breed geaccepteerd in de markt). Dit template is belangrijk om de ontvangen data te integreren met de bestaande PAI-data voor de liquide beleggingen. Tijdig ontvangen informatie van de beheerder is door de ESG-dienstverlener beoordeeld op onder andere:

  • Volledigheid;
  • Methodiek gekozen door de manager; en
  • Aansluiting op bestaande informatie en databronnen in het PAI-statement.

 

De algemene bevindingen vanuit de uitgevoerde uitvraag zijn als volgt:

  • Voor de meeste vermogensbeheerders is het niet mogelijk de PAI-data voor 1 april 2024 aan te leveren. Voor alle Financiële Marktparticipanten, waaronder de vermogensbeheerders, is de deadline voor de publicatie van het eigen PAI-statement 30 juni 2024;
  • Vermogensbeheerders die PAI-data beschikbaar kunnen stellen doen dat:
    • Veelal in een eigen format en niet in het benodigde EET-template;
    • Op productniveau en niet op klantniveau.

 

De ESG-dienstverlener heeft op basis van de aangeleverde data per beleggingscategorie bekeken of en hoe deze informatie in het template kan worden verwerkt.

Vastgoed

De Europese vastgoedbeheerders berekenen de PAI-vastgoedindicatoren op een vergelijkbare manier. De aangeleverde PAI-informatie is door de ESG-dienstverlener omgerekend naar een vastgoedscore voor het pensioenfonds en opgenomen in dit statement.

 

Hypotheken

Er is geen marktconsensus voor pensioenfondsen hoe over deze beleggingscategorie te rapporteren. De vermogensbeheerder voor hypotheken rapporteert over de PAI-vastgoedindicatoren en hiermee dus niet specifiek over de beleggingscategorie hypotheken, maar over het onderpand. Aangezien er geen consensus is over hoe te rapporteren over de beleggingscategorie hypotheken en er geen andere data beschikbaar is voor deze categorie, kan de ESG-dienstverlener geen redelijke aanname formuleren.  De ESG-dienstverlener neemt de aangeleverde informatie niet op in het PAI-statement en de data van hypotheken wordt niet vermengd met data van directe vastgoedbeleggingen.

 

Infrastructuur en private equity

De ESG-dienstverlener integreert de beperkt aangeleverde PAI-informatie niet in het bestaande PAI-statement. De belangrijkste reden hiervoor is dat de meeste beheerders de gevraagde informatie niet tijdig beschikbaar hebben en de data niet in het benodigde template kunnen aanleveren. De ESG-dienstverlener heeft te weinig informatie over deze beleggingscategorieën om hiervoor een redelijke aanname te formuleren. De ESG-dienstverlener verwacht en zal zich blijven inspannen om dit in de toekomst te verbeteren en te zorgen dat het EET-template een marktstandaard wordt voor de aanlevering van PAI-data.

 

Voor infrastructuur en private equity wordt gerapporteerd over de PAIs voor kapitaalmarktbeleggingen. Voor infrastructuur wordt ook gerapporteerd over de PAI-vastgoedindicatoren. Het integreren van deze data in het bestaande PAI statement zal in de toekomst leiden tot vermenging van bronnen en berekeningsmethodieken.

 

Er is nog steeds een verbetering mogelijk in de datadekking voor de illiquide beleggingen. Desalniettemin is het pensioenfonds van mening dat met dit PAI-statement een getrouw beeld wordt weergegeven van de beleggingen van het pensioenfonds. Het pensioenfonds spant zich in om de beschikbare data van de illiquide beleggingen in de toekomst te verbeteren. Voor een aantal beheerders, waaronder niet-Europese beheerders zal dit een uitdaging blijven, omdat zij niet altijd verplicht zijn over PAI-data te rapporteren.

 

De ESG-dienstverlener neemt geen verantwoordelijkheid voor de door de vermogensbeheerders verstrekte PAI-data die is opgenomen in het PAI-statement.

 

5. Engagementbeleid

In het MVB-beleid is opgenomen hoe PMA vorm geeft aan de rol van “betrokken belegger”. PMA gaat in gesprek met ondernemingen waarin wordt belegd. Daarnaast maakt PMA actief gebruik van haar aandeelhoudersrechten om lange termijn waardecreatie te bevorderen bij de ondernemingen waarin PMA belegt. Daarbij wordt aandacht besteed aan de strategie, duurzaamheid en corporate governance van ondernemingen.

PMA maakt onderscheid tussen twee soorten engagement: Normatieve engagement en Thematische engagement[2]. Daarnaast heeft PMA een stembeleid. Deze onderdelen worden hieronder toegelicht.

De volgende indicatoren voor de belangrijkste ongunstige effecten worden in aanmerking genomen bij normatieve engagement:

  • BKG-emissies; BKG-voetafdruk; BKG-intensiteit van de ondernemingen waarin is belegd
  • ondernemingen met vestigingen/activiteiten in of bij biodiversiteitsgevoelige gebieden wanneer de activiteiten van die ondernemingen negatieve gevolgen voor die gebieden hebben
  • veroorzaakte emissies in water (in ton) door ondernemingen, gemeten per miljoen EUR aan beleggingen, uitgedrukt als gewogen gemiddelde
  • ondernemingen die betrokken zijn geweest bij schendingen van de beginselen van het VN Global Compact of van de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen
  • ondernemingen die blootstaan aan activiteiten en leveranciers met een significant risico op kinderarbeid, naar geografisch gebied of soort activiteit

 

De volgende indicatoren worden in aanmerking genomen bij het stembeleid:

  • BKG-emissies; BKG-voetafdruk; BKG-intensiteit
  • Gemiddelde verhouding tussen aantal vrouwelijke en mannelijke leden in de raad van bestuur van ondernemingen waarin is belegd, uitgedrukt als percentage van alle leden in de raad van bestuur
  • Gemiddelde niet-gecorrigeerde loonkloof tussen mannen en vrouwen bij ondernemingen waarin is belegd

Escalatiestrategie wanneer belangrijkste ongunstige effecten niet verminderen:

Bij onvoldoende voortgang van engagement, zal PMA een escalatiestrategie inzetten. Dit zal het geval zijn als de belangrijkste ongunstige effecten niet over meer dan één verslagperiode (van de PAI rapportage) zijn verminderd. Hierin spelen aandeelhoudersrechten een belangrijke rol. De escalatiestrategie biedt de volgende instrumenten:

  • Tegenstemmen op bepaalde agendapunten bij onvoldoende openheid en voortgang bij engagement. Zo kan tegen het remuneratiebeleid worden gestemd indien ESG hierin onderbelicht is. Of kan tegen benoemingen worden gestemd indien de ESG-kennis binnen het bestuur onder de maat is. De onderneming kan over de voorgenomen steminstructie actief worden geïnformeerd om ons standpunt kracht bij te zetten;
  • het stellen van vragen op de aandeelhoudersvergaderingen;
  • Het plaatsen van aandeelhoudersresoluties op de agenda van de aandeelhoudersvergadering;
  • Het uitbrengen van investor-statements.

Bovenstaande instrumenten worden op case-by-case basis overwogen. Hierbij wordt meegewogen of het opportuun en effectief is. Wanneer deze instrumenten niet het gewenste effect hebben, kan PMA besluiten over te gaan tot uitsluiting.


Voeren van dialogen met ondernemingen, engagement

PMA maakt onderscheid tussen twee soorten engagement: Normatieve engagement en Thematische engagement.

Normatieve engagement
Het doel van het Normatieve engagementprogramma is structurele schendingen van internationale normen te stoppen of te voorkomen. Structurele schendingen van deze normen vergroten het risico op nadelige gevolgen voor de onderneming, haar directe omgeving zoals lokale gemeenschappen of het milieu en voor andere belanghebbenden. Activiteiten die (mogelijk) leiden tot een schending van de internationale normen staan veelal in de belangstelling van niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) en de media. In de praktijk leiden deze schendingen vaak tot rechtszaken, die boetes of het uitbetalen van schadeclaims door de ondernemingen tot gevolg kunnen hebben. Dit zijn directe negatieve financiële effecten, die de belangen van aandeelhouders schaden. Indien de onderneming de schending van de norm niet opheft of niet langer openstaat voor dialoog, kan de onderneming worden uitgesloten en wordt de onderneming op de uitsluitingslijst geplaatst. Normatieve engagement voert PMA altijd uit in samenwerking met andere beleggers, om een zo groot mogelijke impact te realiseren.

Thematische engagement
Het Thematische engagementprogramma heeft een andere doelgroep dan Normatieve engagement. Hier staan niet de ondernemingen centraal die normen schenden, maar juist ondernemingen die zowel financieel als maatschappelijk op bepaalde thema’s hun prestaties kunnen verbeteren. De thema’s waarop engagement plaatsvindt, zijn passend binnen de speerpunten van het pensioenfonds. Bij de keuze van een thema spelen de volgende zaken een rol:

  • Materialiteit van het thema;
  • Sociale of ecologische relevantie van het thema;
  • Omvang van de onderneming in de beleggingsportefeuille (zowel aandelen als bedrijfsobligaties);
  • Succeskans van de dialoog.

Omdat PMA en haar deelnemers onderdeel zijn van de Nederlandse samenleving, besteedt PMA binnen het Thematische engagementprogramma extra aandacht aan Nederlandse ondernemingen. In het ESG Nederland engagementtraject gaat PMA in gesprek met Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. Dit valt veelal samen met het aandeelhoudervergaderingenseizoen. Deze dialogen vinden vaak in collectief verband plaats, in samenwerking met andere Nederlandse institutionele beleggers en Eumedion, het Nederlandse corporate governance platform voor institutionele beleggers. Het gezamenlijke doel is de beïnvloeding van governance en duurzaamheidsthema’s, veelal ingegeven door de actualiteit van de aandeelhoudersvergadering. Te denken valt aan beloningsbeleid, benoeming van bestuurders, fusies & overnames en sociaal- en milieubeleid. Doordat het ESG Nederland engagementprogramma gedreven wordt door agenda’ van de aandeelhoudersvergadering heeft dit programma een ander karakter dan het reguliere thematisch engagementprogramma.


Corporate governance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen

Corporate governance wordt vaak vertaald met goed ondernemingsbestuur. Het heeft betrekking op de verhouding tussen de verschillende organen van de onderneming zoals raad van bestuur, raad van commissarissen, aandeelhouders en andere belanghebbenden. Hierbij spelen rekenschap, transparantie en toezicht een centrale rol. het pensioenfonds belegt zelf en namens klanten wereldwijd in beursgenoteerde ondernemingen en is daardoor ook aandeelhouder.

Betrokken aandeelhouder
PMA is ervan overtuigd dat goede corporate governance bijdraagt aan de lange termijn waardecreatie van ondernemingen. PMA en haar klanten zijn betrokken aandeelhouders en maakt daarom actief gebruik van aandeelhoudersrechten. Zo gaat PMA in gesprek met ondernemingen en stemt op aandeelhoudersvergaderingen om lange termijn waardecreatie bij ondernemingen te stimuleren.

Corporate governance uitgangspunten
Het stembeleid van PMA is mede gebaseerd op de normen en best practices op het gebied van corporate governance zoals die van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en die van het International Corporate Governance Network (ICGN). Daarnaast worden voor elke afzonderlijke markt toepasselijke nationale wet- en regelgeving, lokale marktnormen en codes op het gebied van corporate governance toegepast bij het uitoefenen van stemrechten. PMA stemt met alle beschikbare aandelen op de aandeelhoudersvergaderingen van ondernemingen waarin PMA belegt. Dit betekent dat ook gestemd wordt in markten waar speciale eisen gelden voor het uitoefenen van stemrechten. Bijvoorbeeld in landen waar een speciale volmacht is vereist of in landen waar aandelen tijdelijk worden geblokkeerd in de periode voor de aandeelhoudersvergadering.

Stembeleid
PMA heeft het stembeleid op haar website gepubliceerd en rapporteert met een online rapportagetool over hoe zij per aandeelhoudervergadering heeft gestemd. Omdat het niet mogelijk is om alle aandeelhoudersvergaderingen in persoon te bezoeken, maakt PMA gebruik van het stemplatform van Institutional Shareholders Services (ISS). Daarnaast maakt ISS stemanalyses en stelt adviezen op in lijn met het stembeleid van PMA. De op maat gemaakte stemanalyses worden vervolgens gebruikt bij het uitoefenen van stemrechten.

Aandeelhoudersvoorstellen
In toenemende mate staan aandeelhoudersvoorstellen op de agenda van de aandeelhoudersvergadering. PMA vindt het belangrijk de aandeelhoudersvoorstellen te steunen die in het verlengde liggen van de speerpunten Mensenrechten, Arbeidsnormen, Natuur & Milieu, Gezondheid en Klimaat. Daarnaast kan PMA ervoor kiezen om aandeelhoudersvoorstellen (mede) in te dienen. Mocht het aandeelhoudersvoorstel geagendeerd worden, dan zal PMA desgewenst een toelichting geven op de aandeelhoudersvergadering.

Verantwoording stemgedrag
PMA is transparant over hoe zij heeft gestemd op aandeelhoudersvergaderingen. Op de website rapporteert PMA via een online tool per aandeelhoudersvergadering hoe PMA heeft gestemd.. In het geval dat PMA tegen een agendapunt stemt, geeft PMA een korte toelichting in de online tool op de website. Daarnaast rapporteert PMA elk kwartaal over het aantal aandeelhoudersvergaderingen waarop is gestemd en de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van corporate governance. Jaarlijks publiceert PMA het Verslag Verantwoord en Betrokken Aandeelhouderschap, waarin onder andere wordt aangegeven hoe PMA de principes van de Nederlandse Corporate Governance Code en de Nederlandse Stewardship Code naleeft. In het PMA halfjaarverslag Maatschappelijk Verantwoord Beleggen wordt een toelichting gegeven op  aandeelhoudersvergaderingen, die belangrijke MVB-thema’s op de agenda hebben staan. PMA rapporteert tevens aan haar deelnemers zij heeft gestemd door middel van dezelfde rapportages.

 

5. Referenties naar internationale standaarden

PMA onderschrijft verschillende internationale initiatieven zoals de Principles for Responsible Investment (sinds 2007) en gebruikt de internationale kaders van het UN Global Compact, de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights en het klimaatakkoord van Parijs.

Internationale kaders
De internationale uitgangspunten van het UN Global Compact vormen een van de normenkaders voor PMA. Het UN Global Compact vindt haar oorsprong in internationaal breed geaccepteerde verdragen, zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, de conventies van de International Labour Organisation, de Verklaring van Rio inzake Milieu & Ontwikkeling en de anti-corruptie principes van de UN Conventie tegen Corruptie.

Daarnaast gebruikt PMA de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen als leidraad voor de beoordelingen van ondernemingen waarin de beleggingsfondsen van PMA beleggen. Deze richtlijnen maken duidelijk wat van ondernemingen wordt verwacht op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Ze bieden ondernemingen handvatten over hoe om te gaan met kwesties zoals ketenverantwoordelijkheid, mensenrechten, kinderarbeid, milieu en corruptie. Daarnaast onderscheiden de OESO-richtlijnen consumentenbelangen, wetenschap en technologie, mededinging en belastingen. De OESO-richtlijnen worden momenteel onderschreven door 44 landen. Hiermee zijn deze richtlijnen de enige door overheden onderschreven MVO-richtlijnen voor internationaal ondernemen en het enige kader dat een geschillenbeslechtingssysteem bevat.

De UN Guiding Principles on Business and Human Rights zijn internationale normen over mensenrechten waaraan staten en ondernemingen zich dienen te houden. Deze zijn in 2011 door de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties goedgekeurd.

Voor meer informatie over de (internationale) richtlijnen en initiatieven die PMA ondersteunt, wordt verwezen naar onze MVB-halfjaarrapportage. Deze rapportage is beschikbaar via onze website.

Gebruikte indicatoren voor de belangrijkste ongunstige effecten om te meten hoe PMA voldoet aan deze internationale kaders:

  • BKG-intensiteit ondernemingen waarin is belegd
  • ondernemingen met vestigingen/activiteiten in of bij biodiversiteitsgevoelige gebieden wanneer de activiteiten van die ondernemingen negatieve gevolgen voor die gebieden hebben
  • veroorzaakte emissies in water (in ton) door ondernemingen, gemeten per miljoen EUR aan beleggingen, uitgedrukt als gewogen gemiddelde
  • ondernemingen die betrokken zijn geweest bij schendingen van de beginselen van het VN Global Compact of van de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen
  • ondernemingen die blootstaan aan activiteiten en leveranciers met een significant risico op kinderarbeid, naar geografisch gebied of soort activiteit

 

Internationale kaders - Methodologie

Om goed inzicht te krijgen of ondernemingen zich houden aan de internationale normen, zoals verwoord in het UN Global Compact, de OESO-richtlijnen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights, screent de ESG-dienstverlener elk kwartaal de beleggingen van PMA. De ESG-dienstverlener maakt hiervoor gebruik van informatie van ISS ESG (een onafhankelijke ESG-data provider). Dat betekent dat het beleggingsuniversum wordt gecheckt op ondernemingen die mensenrechten, arbeidsnormen, milieunormen en anti-corruptieregels schenden. Hierbij wordt gekeken naar impact van het gedrag van de onderneming op de samenleving en/of milieu en de ernst, schaal en onomkeerbaarheid en waarschijnlijkheid van de schending. De derde stap is door engagement de negatieve impact van bedrijven te voorkomen, mitigeren of herstelmaatregelen en/ of compensatie mogelijk te maken. Ondernemingen met een beoordeling ‘rood’ door ISS ESG, sluiten wij uit tenzij er maatregelen zijn genomen door de onderneming om de schending op te heffen. Met deze ondernemingen wordt engagement gevoerd om de schending op te heffen. Wij verlangen dat zij herstelmaatregelen uitvoeren en/of benadeelden compensatie bieden c.q. daaraan bijdragen. Bij geen of onvoldoende voortgang in de engagement worden ondernemingen uitgesloten. Meer details over de criteria waarop PMA uitsluit is te vinden op de website. De voortgang en impact van het engagementbeleid wordt halfjaarlijks gemonitord middels een MVB-rapportage en middels een publieke rapportage verantwoord aan de pensioendeelnemers en andere belanghebbenden. Met dit beleid ondervangt PMA in het beoordelingsproces eventuele foutmarges.

Toekomstgericht klimaatscenario

PMA neemt op verschillende manieren toekomstgerichte klimaatscenario’s mee in haar beleid. We hanteren klimaatscenario’s voor onze portefeuilleconstructie. Daarnaast gebruikt PMA het Klimaatakkoord van Parijs om te monitoren en te sturen dat bedrijven in onze portefeuille zich hieraan houden. We nemen dit op in ons due diligence beleid.

Klimaatscenario’s in portefeuilleconstructie

Onze fiduciair beheerder Achmea IM neemt in de evaluatie van de portefeuilleconstructie mee welk effect een klimaatschokscenario zou hebben op het verwacht rendement van de beleggingsportefeuille over de komende vijf jaar. Dit schokscenario is een risicoscenario waarin het politiek momentum voor de energietransitie fors toeneemt en leidt tot een abrupte stijging van belasting op het gebruik van fossiele brandstoffen. Voor dit schokscenario is gebruik gemaakt van data afkomstig uit de MSCI Climate Value at Risk module. Hierbij zijn de onderliggende gegevens en aannames afgeleid van de Network of Central Banks and Supervisors for Greening the Financial System (NGFS) scenario’s uit 2022 die gecreëerd zijn met behulp van het REMIND-MAgPIE Integrated Assessment Model, ook uit 2022[3]. De waarschijnlijke effecten van dit duurzaamheidsrisico op het rendement van de portefeuille kunnen leiden tot een aanpassing van de portefeuilleconstructie.

Klimaatverandering in ons due diligence beleid

De richtlijnen die we hanteren in onze due diligence m.b.t. het klimaat betreffen het VN-raamverdrag over klimaatverandering en het Klimaatakkoord van Parijs. Schendingen hiervan betreffen:

  • het falen om de impact van klimaatverandering te mitigeren door activiteiten of producten van bedrijven, en ook bedrijven die boetes en rechtszaken tegen zich hebben lopen voor bv het schenden van greenhouse gas standaarden.
  • tegenstand tegen beperken van klimaatverandering, bijvoorbeeld door lobby of rechtszaken.

Ook zetten we het engagement en stembeleid in voor positieve verandering in lijn met het Klimaatakkoord van Parijs.

Voor meer informatie verwijzen we naar het MVB-beleid, het MVB-halfjaarverslag op deze website.

 

6. Historische vergelijking

2023 is het tweede rapportagejaar van het PAI-statement. We geven hierbij een extra toelichting op de ontwikkeling van PAI-indicatoren ten opzichte van rapportagejaar 2022 voor onder andere indicatoren

  • waarvoor bijvoorbeeld het pensioenfonds maatregelen neemt;
  • waarvoor bijzonderheden zijn.

ESG-data is volop in ontwikkeling en steeds meer ondernemingen rapporteren hierover. De verwachting is dat dit met de implementatie van de CSRD zal toenemen. De toename van databeschikbaarheid is een belangrijke verklaring waarom de rapportagecijfers over 2022 en 2023 niet een op een met elkaar te vergelijken zijn. Daarnaast zijn in dit statement in tegenstelling tot vorig jaar, ook de liquide beleggingsfondsen die niet door Achmea IM beheerd worden, meegenomen als de onderliggende (look through) informatie in de beleggingsadministratie beschikbaar is. Deze beide ontwikkelingen zijn een belangrijke verklaring waarom de rapportagecijfers over 2022 en 2023 niet een op een met elkaar te vergelijken zijn.

CO2-uitstoot

Het pensioenfonds voert een CO2-reductiestrategie en normatief engagement en uitsluitingsbeleid voor de beleggingsfondsen. Door een toename van databeschikbaarheid en dekking is er toch een stijging te zien in PAI-indicatoren 1 en 15, de BKG-emissies voor ondernemingen en de BKG-intensiteit voor landen. PAI-indicatoren 2 (Koolstofvoetafdruk) en 3 (BKG-intensiteit) laten een afname zien.

De blootstelling aan ondernemingen die actief zijn in de fossiele brandstoffen (PAI-indicator 4) is ten opzichte van het voorgaande jaar gelijk gebleven. Het uitsluitingsbeleid dat het pensioenfonds toepast op de beleggingen is ongewijzigd voortgezet in 2023.

Normschendersbeleid en uitsluitingen

PAI-indicatoren 10 en 14: Het pensioenfonds hanteert voor het eigen uitsluitingsbeleid databron ISS ESG. Indien het pensioenfonds in niet door Achmea IM beheerde beleggingsfondsen belegt, is het uitsluitingsbeleid van de betreffende beheerder van toepassing. Op basis van MSCI data kan voor deze indicatoren een exposure binnen de beleggingsportefeuille ontstaan.  

De vrijwillige PAI-indicator 12 die significante risico’s op kinderarbeid meet van activiteiten is ongewijzigd gebleven. Het pensioenfonds voert binnen de beleggingsfondsen een uitsluitingsbeleid wanneer kinderarbeid voorkomt (en niet wanneer het risico hierop bestaat).

Biodiversiteit en emissies in water

PAI-indicator 7 die de blootstelling meet naar activiteiten met negatieve gevolgen voor biodiversiteitsgevoelige gebieden is ongewijzigd gebleven.

PAI-indicator 8 meet de blootstelling naar ondernemingen die emissies in water veroorzaken. Over 2022 is deze indicator niet goed gemeten. De PAI-indicator is ongewijzigd gebleven. Momenteel is de databeschikbaarheid op deze indicator laag.

Vrijwillige PAI-indicator 8 meet de blootstelling naar ondernemingen in gebieden met grote waterstress en zonder beleid voor waterbeheer. Deze PAI-indicator is gedaald.

Het pensioenfonds voert op beide onderwerpen een thematisch engagementprogramma.

 

[1] https://www.imvoconvenanten.nl/-/media/imvo/files/pensioenfondsen/instrumentarium.pdf?la=nl&hash=8B14DB50274FC744ADA75207D2B28876

[2] De thematische engagements waar PMA momenteel aan deelneemt zijn niet gericht op het voorkomen of mitigeren van ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren in de zin van de SFDR.

[3] https://www.ngfs.net/ngfs-scenarios-portal/faq/

 

Due diligence beleid PMA

Inleiding due diligence

Due diligence is gericht op het vaststellen, prioriteren en analyseren van de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren. Dit betreft de negatieve impact voor de samenleving en het milieu in zowel de beleggingsportefeuille als bij potentiële beleggingen. Zoals aangeven in het MVB-beleid doorloopt het pensioenfonds periodiek een screening van bedrijven op het schenden van de daarin genoemde internationale normen. Dit proces wordt het due diligence proces genoemd. Het due diligence proces wordt doorlopen om de belangrijkste ongunstige effecten van de beleggingen op duurzaamheidsfactoren vast te stellen en te prioriteren, met als doel ze te voorkomen en te verminderen alsmede om verantwoording af te leggen over hoe het pensioenfonds omgaat met de geïdentificeerde effecten.

In deze bijlage gaan we nader in op de verschillende stappen van het due diligence proces. Daarbij sluiten we aan bij EU-duurzaamheidswetgeving en het Instrumentarium van het Convenant Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Pensioenfondsen[1]. Zie tevens figuur 1.

NB: De stappen in figuur 1 hebben een afwijkende benaming van de stappen die in het ‘Instrumentarium Convenant Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Pensioenfondsen’ worden genoemd en die zijn uitgewerkt in deze bijlage. Figuur 1 is namelijk oorspronkelijk afkomstig uit de OESO-Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen. Het instrumentarium maakt de vertaalslag van het due diligence proces van de OESO-Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen naar het Internationale Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Convenant voor Pensioenfondsen en hanteert daarom afwijkende benamingen.

Figuur 1: Due diligence cyclus

 

 

Bron: Instrumentarium Convenant Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Pensioenfondsen

 

Toelichting op de verschillende stappen van het due dilligence proces:

Stap 1 Inbedden van ESG in relevant beleid en managementsystemen

PMA onderschrijft de ESG-due diligence stappen conform het OESO-richtsnoer[1]. Wij streven via onze beleggingen naar (maatschappelijke) langetermijnwaardecreatie. We identificeren en beoordelen aan de hand van een due diligence screening de belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren in de beleggingsportefeuille. Deze due diligence screening wordt uitgevoerd op basis van informatie van ISS ESG (een onafhankelijke ESG-dataprovider).

Stap 2 Vaststellen en beoordelen van belangrijkste ongunstige effecten van beleggingsbeslissingen in de beleggingsportefeuille en bij potentiële beleggingen

Bij het screenen van onze beleggingsportefeuille (aandelen en bedrijfsobligaties)[2] worden (potentiële) negatieve impacts op de samenleving en het milieu geïdentificeerd. Dit zijn de belangrijkste ongunstige effecten van onze beleggingsbeslissingen op duurzaamheidsfactoren.

Ter beoordeling wordt vervolgens gekeken naar de impact van het gedrag van de onderneming op de samenleving en/of het milieu en de ernst (omvang), schaal en onomkeerbaarheid (aard) van de schending. Dit houdt het volgende in:

  • Ernst verwijst naar de heftigheid van de negatieve impact.
  • Met schaal wordt het bereik van het gevolg bedoeld, bijvoorbeeld het aantal mensen dat wordt getroffen of kan worden getroffen of de omvang van de milieuschade.
  • Onomkeerbaarheid verwijst naar de grenzen aan de mogelijkheden om de situatie van de getroffen personen of het milieu te herstellen, zodat deze overeenkomt met de situatie voorafgaand aan de negatieve impact.

Tevens wordt de mate van waarschijnlijkheid meegewogen. Het screeningsproces vindt vier maal per jaar plaats aan de hand van de bevindingen van het onderzoeksbureau ISS ESG.

Thematische aandachtsgebieden voortkomend uit de due diligence
De uitkomsten van de due diligence screening worden gecategoriseerd naar thematische aandachtgebieden en beoordeeld op de mate van betrokkenheid van de onderneming en het effect op de samenleving of het milieu. De onderneming krijgt bij de prioriteringsbeoordeling een kwalificatie van rood, oranje of groen op basis van de ISS ESG data. Deze kwalificatie wordt vervolgens gebruikt bij de prioritering van de thematische aandachtsgebieden.

De thematische aandachtsgebieden voor het pensioenfonds zijn gerelateerd aan mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anti-corruptie. Ondernemingen die zich niet houden aan deze normen worden als (potentieel) risicovol beschouwd voor de samenleving of het milieu. In het hoofdstuk hieronder worden de (internationale) standaarden uiteengezet die gebruikt worden bij de thematische aandachtsgebieden. Deze thematische aandachtsgebieden zijn al sinds de start van het toepassen van het MVB beleid (2007) integraal onderdeel van het normenkader van het pensioenfonds.

het pensioenfonds prioriteert de daadwerkelijke en potentiële negatieve impact aan de hand van de ernst en waarschijnlijkheid en gebruikt voor alle geïdentificeerde casussen zijn invloed om de negatieve impact te voorkomen en/of te mitigeren. Hierbij wordt geen nadere prioritering gemaakt tussen thematische aandachtsgebieden, locatie waar de daadwerkelijke of potentiële negatieve impact zich voordoet of de omvang van onze positie in een onderneming.

Stap 3 Negatieve impacts voorkomen en/of mitigeren en stap 6 (herstel en verhaal) geplande maatregelen

Wanneer ondernemingen in onze beleggingsportefeuille (potentieel) negatieve impact veroorzaken of dreigen te veroorzaken, gebruiken wij onze invloed om deze negatieve impact te voorkomen en/of te mitigeren en indien nodig om herstelmaatregelen en/of compensatie mogelijk te maken. Dit doen wij via engagement. Waar nodig en mogelijk voeren we extra invloed uit door te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen.

Wanneer ondernemingen waarin wij beleggen negatieve impact hebben veroorzaakt c.q. daaraan hebben bijgedragen en deze ondernemingen hebben een kwalificatie rood, dan sluiten wij deze ondernemingen uit tenzij er maatregelen zijn genomen door de onderneming om de schending op te heffen. Met deze ondernemingen wordt engagement gevoerd om de schending op te heffen. Wij verlangen dat zij herstelmaatregelen uitvoeren en/of benadeelden compensatie bieden c.q. daaraan bijdragen. Bij geen voortgang worden ze alsnog uitgesloten.

De nadere invulling van ons betrokkenheidsbeleid (engagement- en stembeleid) vindt u in het MVB-beleid en in de halfjaarlijkse verantwoord beleggen rapportages. In het uiterste geval kunnen wij besluiten om te desinvesteren en de onderneming uit te sluiten van belegging.

Stap 4 Monitoring van implementatie en resultaten

De voortgang en impact van ons engagementbeleid ten aanzien van de geïdentificeerde negatieve impact wordt gemonitord via een halfjaarlijkse MVB-rapportage opgesteld door het pensioenfonds.

Stap 5 Verantwoording

Halfjaarlijks leggen we aan onze participanten in de het pensioenfonds beleggingsfondsen en anderen belanghebbenden verantwoording af via een publieke versie van het MVB-halfjaarverslag. Deze is beschikbaar op deze website.

 

Overzicht van standaarden die gebruikt worden bij thematische aandachtsgebieden

Mensenrechten

De ‘rechten van de mens’ vormen één van de vier hoofdthema’s van het UN Global Compact en worden geadresseerd door de eerste twee principes van het UN Global Compact (zie tevens onderstaande tabel). Deze principes staan echter niet op zichzelf en zijn gekoppeld aan, en uitgewerkt in diverse richtlijnen en verdragen (zie tabel 1). Deze richtlijnen en verdragen worden door ISSESG meegenomen bij het screenen van bedrijven op eventuele schendingen van mensenrechten.

In de UN Guiding Principles on Business & Human Rights (UNGPs), staat specifiek beschreven hoe bedrijven met deze richtlijnen en verdragen dienen om te gaan en wat hun verantwoordelijkheden zijn. Of zoals de opsteller van de UNGPs, Professor John Ruggie stelt:

“The Guiding Principles' normative contribution lies not in the creation of new international law obligations but in elaborating the implications of existing standards and practices for states and businesses; integrating them within a single, logically coherent and comprehensive template; and identifying where the current regime falls short and how it could be improved”.

Tabel 1. Principes UN Global compact en gelieerde verdragen op het thema mensenrechten

 

UN Global Compact

 

Relevante hoofdstukken

 

Thema per Principe

Principe

Inhoud principe

OESO-richtlijnen

Relevante verdragen

Mensenrechten

Principe 1

Bedrijven dienen binnen de eigen invloedssfeer de internationaal vastgelegde mensenrechten te ondersteunen en te respecteren.

Mensenrechten



Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.

 

 

 

 

Werkgelegenheid en arbeidsverhoudingen

De VN-verklaring over de rechten van inheemse volkeren.

 

Principe 2

Bedrijven dienen ervoor te zorgen dat zij niet medeplichtig zijn aan schendingen van de mensenrechten

VIII. Consumentenbelangen






ILO conventie 169 betreffende inheemse en in stamverband levende volken in onafhankelijke landen.

 

 

 

 

 

IV. Mensenrechten

Tripartite ILO-verklaring inzake multinationale ondernemingen en sociaal beleid.

Geneefse conventie.

Haagse conventie.

Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.

 

In de praktijk hebben mensenrechtenschendingen in het beleggingsuniversum veelal het volgende karakter:

  • beperking van het recht op zelfbeschikking;
  • activiteiten in controversiële landen strijdig met het humanitair recht;
  • het niet respecteren van rechten van inheemse volken; en
  • beperking van vrijheid van meningsuiting.

Beperking van het recht op zelfbeschikking

Het recht op zelfbeschikking van volken is opgenomen in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en is weer uitgewerkt in twee bindende VN verdragen: ‘Burgerrechten en Politieke Rechten’ (BuPo) en ‘Economische, Sociale en Culturele Rechten’ (EcSoCu). Deze verdragen werden in 1966 aanvaard en gingen in 1976 van kracht. Het individuele recht op zelfbeschikking kan gezien worden als een element van de persoonlijke vrijheid en daarmee als een grondslag van de mensenrechten. Hierdoor vormen kwesties waarin ondernemingen bijdragen aan een beperking van het recht op zelfbeschikking een mensenrechtenschending. Sinds 31 januari 2023 hebben wij geen datadekking op dit thema, omdat onze vaste dataprovider deze databeschikbaarheid heeft beëindigd. Vooralsnog kunnen wij dit niet op een alternatieve wijze invulling geven aangezien andere data providers hier ook niet in voorzien. 

Activiteiten in controversiële landen strijdig met het humanitair recht

Ten aanzien van de kwestie ‘Activiteiten in controversiële landen strijdig met het humanitair recht’ is het van belang dat ondernemingen ten aanzien van degenen die gevolgen van hun activiteiten ondervinden internationaal erkende mensenrechten respecteren. De ‘UN Guiding Principles on Business & Human Rights’, die zijn geïntegreerd in de OESO-richtlijnen, bieden voor bedrijven een hanteerbaar beleidskader over de toepassing van mensenrechten en de UN Global Compact principes. Specifiek voor de activiteiten van bedrijven die te maken hebben met oorlogen of bezettingen biedt ook de Geneefse conventie een geschikt raamwerk.

Het niet respecteren van rechten van inheemse volken

De VN aanvaardden in 2007 een 'Verklaring over de rechten van inheemse volken'. De rechten van inheemse volken zijn daarmee pas in recente jaren formeel erkend. In de ‘VN-richtlijnen voor mensenrechten ten behoeve van bedrijven’ wordt gewezen op de landrechten en andere rechten van inheemse volken. Enkele landen met belangrijke inheemse minderheden stemden tegen de verklaring, waaronder de VS, Canada, Nieuw-Zeeland en Australië. Het belangrijkste verdrag is de ILO-conventie (no. 169) over inheemse en tribale volken in onafhankelijke landen. Voor deze toetsing is de bepaling dat ondernemingen de mensenrechten ‘van personen die tot specifieke (bevolkings-)groepen horen die bijzondere aandacht vereisen’ dienen te respecteren, indien zij een ongunstig effect op de mensenrechten van die personen kunnen hebben.

Beperking van vrijheid van meningsuiting

Vrijheid van meningsuiting is de vrijheid van burgers om hun overtuigingen kenbaar te maken, zonder voor vervolging door de staat te hoeven vrezen. Vrijheid van meningsuiting wordt vaak beschouwd als een integraal concept in democratieën maar is soms minder evident bij andere staatsvormen. De vrijheid om zonder angst voor vervolging je mening te kunnen uiten staat expliciet vermeld in de ‘Universele Verklaring van de Rechten van de Mens’. 

Arbeidsnormen

Het respecteren van arbeidsnormen is één van de vier hoofdthema’s van het UN Global Compact en wordt geadresseerd door de principes 3,4,5 en 6. Deze principes zijn gekoppeld aan, en uitgewerkt in diverse richtlijnen en verdragen (zie tabel 1.2.1). Deze richtlijnen en verdragen worden door ISS ESG meegenomen bij het screenen van bedrijven op eventuele schendingen van arbeidsnormen.

Tabel 2: Principes un global compact en gelieerde verdragen op het thema arbeidsrechten

 

UN Global Compact

 

Relevante hoofdstukken

 

Thema per Principe

Principe

Inhoud principe

OESO-richtlijnen

Relevante verdragen

Arbeidsrechten

Principe 3

Bedrijven dienen de vrijheid van vakvereniging en de effectieve erkenning van het recht op collectieve onderhandelingen te handhaven.

V. Werkgelegenheid en arbeidsverhoudingen

ILO conventie 87 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht. ILO conventie 98 betreffende Toepassing van het recht van organisatie en collectieve onderhandeling.

 

Principe 4

Bedrijven dienen alle vormen van verplichte en gedwongen arbeid te elimineren.

V. Werkgelegenheid en arbeidsverhoudingen

ILO conventie 29 over dwangarbeid. ILO conventie 105 betreffende de afschaffing van dwangarbeid.

 

Principe 5

Bedrijven dienen zich in te spannen voor de effectieve afschaffing van kinderarbeid.

V. Werkgelegenheid en arbeidsverhoudingen

ILO conventie 138 betreffende de minimumleeftijd voor arbeid. ILO conventie 182 betreffende het effectief afschaffen van kinderarbeid.

UN Verdrag over de rechten van het kind.

 

Principe 6

Bedrijven dienen discriminatie met betrekking tot werk en beroep te bestrijden.

V. Werkgelegenheid en arbeidsverhoudingen

ILO conventie 100 betreffende gelijke beloning.

ILO conventie 111 betreffende discriminatie met betrekking tot arbeid en beroep.

 

Naast de UN Global Compact principes over arbeidsnormen zijn de internationale afspraken over minimale arbeidsnormen van belang, welke zijn vastgelegd in Conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie van de Verenigde Naties: de ILO-Conventies. Deze bieden een internationaal breed geaccepteerd raamwerk om bedrijven te beoordelen. Ook de ‘UN Guiding Principles on Business & Human Rights’ bieden een praktisch raamwerk om te beoordelen waar de verantwoordelijkheden van bedrijven bij arbeidsrechten beginnen en eindigen.

In de praktijk hebben arbeidsnormenschendingen in het beleggingsuniversum veelal het volgende karakter:

  • beperking van vrijheid van vereniging en recht op collectief onderhandelen;
  • gebruik van dwangarbeid in de toeleveringsketen;
  • kinderarbeid in de toeleveringsketen;
  • discriminatie met betrekking tot arbeid en beroep; en
  • veiligheid van werknemers.

 

Beperking van vrijheid van vereniging en recht op collectief onderhandelen

Vakbondsvrijheid wordt genoemd in de derde richtlijn van het UN Global Compact. Deze luidt: “Businesses should uphold the freedom of association and the effective recognition of the right to collective bargaining.” De ILO-conventies 87 en 98 stellen dat vakbonden ongestoord moeten kunnen onderhandelen met werkgevers over arbeidsvoorwaarden en dat vrijheid van organisatie en daarmee het recht om lid te worden van een vakbond tot de fundamentele mensenrechten behoort. Nederland heeft beide verdragen geratificeerd.

Gebruik van dwangarbeid in de toeleveringsketen

Het vierde principe van het Global Compact behandelt verplichte en gedwongen arbeid. Deze worden geadresseerd in de ILO-conventies 29 en 105 en hierin wordt onder andere gesteld dat bedrijven niet mogen profiteren van dwangarbeid of slavernij.

Kinderarbeid in de toeleveringsketen

Het vijfde principe uit het UN Global Compact stelt dat bedrijven zich dienen in te spannen om kinderarbeid uit te bannen. Ook is kinderarbeid in strijd met richtlijn van de OESO-richtlijnen voor internationale ondernemingen en met de ILO-conventies ten aanzien van ‘de fundamentele principes en rechten op het werk’ en het ‘effectief afschaffen van kinderarbeid’ (ILO-verdragen 138 en 182).

Discriminatie met betrekking tot arbeid en beroep

Het zesde principe van het UN Global Compact gaat over het voorkomen van discriminatie in relatie tot werk en beroep. De ILO-conventies 100 en 111 en de OESO-richtlijnen bieden een kader voor bedrijven.

Veiligheid van werknemers

Niet expliciet genoemd in de principes van het UN Global Compact rond arbeidsrechten, maar vanzelfsprekend wel gelieerd aan de principes 1 en 2 op het gebied van mensenrechten, is de veiligheid van werknemers op de werkvloer. De OESO-richtlijnen bieden bedrijven handvatten om hier invulling aan te geven.

Milieu

Het milieu is het derde hoofdthema van het UN Global Compact en wordt geadresseerd door de principes 7, 8 en 9. Deze principes zijn gekoppeld aan, en uitgewerkt in diverse richtlijnen en verdragen (zie tabel 3). Deze richtlijnen en verdragen worden door ISS ESG meegenomen bij het screenen van bedrijven op eventuele schendingen van milieunormen.

 

 

Tabel 3: Principes UN global compact en gelieerde verdragen op het thema milieu

 

UN Global Compact

 

Relevante hoofdstukken

 

Thema per Principe

Principe

Inhoud principe

OESO-richtlijnen

Relevante verdragen

Milieunormen

Principe 7

Bedrijven dienen het voorzichtigheidsbeginsel te hanteren met betrekking tot milieukwesties.

VI. Milieu

Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan.

Verdrag van Rio de Janeiro inzake biodiversiteit.

Rio verklaring over milieu en ontwikkeling.

 

Principe 8

Bedrijven dienen initiatieven te ondernemen om grotere verantwoordelijkheid op milieugebied te bevorderen.

VI. Milieu

Kyoto Protocol.

VN Raamwerk verdrag over klimaatverandering. Akkoord van Parijs.

 

Principe 9

Bedrijven dienen de ontwikkeling en verspreiding van milieuvriendelijke technologieën te stimuleren.

VI. Milieu

Rio verklaring over milieu en

ontwikkeling.

Agenda 21.

 

 

De richtlijnen van het UN Global Compact betreffende het milieu zijn afgeleid van de ‘Rio verklaring inzake milieu en ontwikkeling’ en luiden: “Business should support a precautionary approach to environmental challenges”, ”Business should undertake initiatives to promote greater environmental responsibility” en “Business should encourage the development and diffusion of environmentally friendly technologies.”

In de praktijk hebben schendingen van milieunormen in het beleggingsuniversum veelal het volgende karakter:

  • milieuvervuiling – grond, of watervervuiling; en
  • milieuvervuiling – bedreigen biodiversiteit.

Milieuvervuiling – grond, of watervervuiling en bedreigen biodiversiteit

Het preventie- en voorzichtigheidsbeginsel samen met het beginsel dat de vervuiler betaalt zijn terug te vinden in de Rio Verklaring en vormen de basis van het referentiekader. Een strikter referentiekader wordt geboden door het Kyoto Protocol, het Verdrag van Bazel (gericht op gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan) en het Biodiversiteitsverdrag van Rio de Janeiro. Deze specifieke en internationaal breed gedragen verdragen en conventies verwoorden welke verantwoordelijkheden ondernemingen hebben voor de effecten van hun activiteiten op lucht, water, bodem, klimaat, ecosystemen, biodiversiteit en gezondheid.

Anti-corruptie

Anti-corruptiebeleid is het vierde hoofdthema van het UN Global Compact en wordt geadresseerd door principe 10. Dit principe is gekoppeld aan, en uitgewerkt in diverse richtlijnen en verdragen (zie tabel 4). Deze richtlijnen en verdragen worden door ISS ESG meegenomen bij het screenen van bedrijven op het naleven van anti-corruptienormen.

Tabel 4: Principes UN Global compact en gelieerde verdragen op het thema anti-corruptie

 

UN Global Compact

 

Relevante hoofdstukken

 

Thema per Principe

Principe

Inhoud principe

OESO-richtlijnen

Relevante verdragen

Anti-corruptie

Principe 10

Bedrijven dienen alle vormen van corruptie, inclusief afpersing en omkoping, tegen te gaan.

III. Informatieverstrekking

VN conventie tegen corruptie

 

 

 

VII. Bestrijding van corruptie, omkopingsverzoeken, en afpersing

VN conventie tegen internationale georganiseerde criminaliteit

 

 

 

Mededinging

 

 

 

 

Belastingen

 

Principe 10 van het UN Global Compact betreft anti-corruptie en is afgeleid van de ‘VN Conventie tegen corruptie’ en de ‘VN Conventie tegen internationale georganiseerde criminaliteit’ en luidt: “Businesses should work against corruption in all its forms, including extortion and bribery.”

Het 10e principe uit het UN Global Compact stelt dat bedrijven alle vormen van corruptie, inclusief afpersing en omkoping dienen te voorkomen en te bestrijden. In de praktijk hebben anti-corruptieschendingen in het beleggingsuniversum veelal het volgende karakter:

  • omkopingspraktijken; en
  • afpersingspraktijken

 

[1] https://mneguidelines.oecd.org/RBC-for-Institutional-Investors.pdf: “Responsible business conduct for institutional investors”

[2] Ook staatsobligaties worden gescreend op of deze landen op structurele en langdurige wijze mensenrechten en arbeidsnormen schenden. Het gaat daarbij niet zozeer om de vraag of de overheden internationale conventies en verdragen hebben ondertekend, maar of landen deze afspraken daadwerkelijk naleven. Naast de EU-sanctielijst en de VN-sanctielijst worden de prestaties van de landen in de Freedom in the World index (mensenrechten), de ITUC Global Rights index (arbeidsnormen) en de Corruption Perception Index (corruptie) als vertrekpunt gebruikt. Meer informatie vindt u in ons MVB-beleid en MVB-halfjaarrapportage.